Beknopte inhoud van een preek gehouden door Brian Edwards op de Revival Conference in Heath Church, Cardiff, 1998. De tekst was: ‘God heeft de eeuwigheid in de harten van de mensen gelegd' (Pred. 3: 11 Eng. vert.).

Ik heb twee teksten vanavond en de eerste kunt u vinden in Pred. 3: 11: ‘God heeft de eeuwigheid in de harten van de mensen gelegd'.

Toen God Adam schiep en hem de levensadem inblies, werd Adam een levende ziel. Het was juist dát wat hem onderscheidde van het dierenrijk om hem heen. In die levende ziel was er een afdruk van de Schepper. De mensheid was geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, wat onder andere betekende dat hij zich bewust was van God; hij wist dat er een God was en hij verlangde naar God. Dit is zelfs na de val niet veranderd. Juist het feit dat Adam en Eva zich met schaamte verborgen, liet zien dat zij niet twijfelden aan de werkelijkheid van God of aan de verantwoording die zij Hem schuldig waren. De eeuwigheid - wat een andere manier is om te zeggen dat er méér is na de dood - stond in hun geest op de eerste plaats.

We hebben nooit een volk op de aardbodem ontdekt dat niet geloofde in het ‘meer na de dood'. De oude Babyloniërs in Abrahams dagen geloofden in een leven voorbij het graf, hele gezinnen pleegden soms zelfmoord om koninklijke doden te vergezellen in het toekomende leven. De oude Egyptenaren rustten hun koninklijke doden uit met kaarten voor de onderwereld, geschilderd aan de binnenzijde van de doodskisten. Nooit hoeft de Bijbel God te bewijzen, omdat we nooit ergens een volk ontdekt hebben dat niet aanbidt. Het is de algemene genade van God dat het sjabloon van de eeuwigheid is afgedrukt in de menselijke natuur. En ik geloof dat dit ook waar geweest is voor onze cultuur in dit land, zowel vóór als na de komst van het Evangelie ergens in de eerste of tweede eeuw, tot op de huidige generatie.

Dit brengt mij tot mijn tweede tekst, die u kunt vinden in Rom. 1: 28: ‘Het heeft hun niet goed gedacht God in erkentenis te houden'.

Paulus bedoelde dat deze mensen de waarheid hadden verruild voor een leugen, de ware God voor de valse goden. Dat geldt tot op zekere hoogte ookvoor onze maatschappij, maar ik wil één stap verder gaan. Onze cultuur is druk bezig God en de eeuwigheid uit de geest van de mens te persen. Onze maatschappij denkt niet aan en rekent niet met de eeuwigheid, alles is voor het hier en nu bedoeld en dat is de reden waarom er weinig actieve weerstand is tegen het Evangelie hier in het Verenigd Koninkrijk. Als we dezelfde boodschap zouden brengen in Mekka of Cairo, Islamabad of Jeruzalem, of zelfs Peking, dan zou er een vijandig antwoord op komen. Vanwaar dit verschil? Omdat wij God en het bewustzijn van God uit onze geest verdrongen hebben. Ik noemde echter ook Peking, omdat u door het lezen van de jongste geschiedenis zult weten dat gewelddadig atheïsme één van de meest effectieve manieren is om mensen aan God te doen denken. In het communisme is God zeer belangrijk. In feite is Hij zo belangrijk, dat Hij vernietigd moet worden en hoe meer men probeert om mensen te leren dat er geen God is, hoe meer men Zijn profiel versterkt. Dat is slechts één van de vele redenen waarom het communisme onvermijdelijk te gronde gaat. Maar in onze cultuur is het zo beangstigend dat we God gedegradeerd hebben tot volledige irrelevantie.

Onder de vele indringende uitspraken die Tozer gedaan heeft, zult u in zijn De kennis van de Heilige deze vinden: ‘De geschiedenis van de mensheid zal waarschijnlijk laten zien dat geen enkel volk ooit boven zijn godsdienst uitgestegen is en dat geen godsdienst ooit groter is geweest dan de opvatting die ze van God had'. Zo is het precies. Geen volk in de geschiedenis is in moraliteit ooit hoger gestegen dan Israël onder de heerschappij van God in het Oude Testament. Wat is dan de godsdienst van onze cultuur van vandaag? Het antwoord is: de mens geschapen naar het beeld van de mens. Ik denk dat Alexander Pope gelijk had, ook al realiseerde hij zich dat niet, toen hij schreef: ‘Ken daarom uzelf. Matig u niet aan dat u God nauwkeurig kunt doorzoeken. Het juiste voorwerp van onderzoek door de mensheid is de mens.' Dat is nu juist de tekst die boven onze maatschappij van vandaag hangt. Het onderzoek van onze maatschappij mag niet met God beginnen, maar moet beginnen en eindigen met de mens.

Lord Denning, de toonaangevende advocaat in Engeland en Wales in de zestiger en zeventiger jaren, beweerde dat de wet een godsdienstig fundament moet hebben: ‘Als de godsdienst in het land vergaat (hij bedoelde de christelijke godsdienst), dan zal hetzelfde gebeuren met waarheid en rechtvaardigheid'. De natuurwet is de wet van de jungle, de toepassing van evolutionaire biologie, de overleving van de sterkste. Vandaag de dag zijn ons rechtssysteem, ons gezinsleven, onze sociale betrekkingen, onze lees-, kijk- en luistergewoonten alle beïnvloed door een manier van denken die anti-God is. Of nog nauwkeuriger, een ‘geen-God'-manier van denken. Onze kunst, onze literatuur, alles verraadt de totale en volkomen irrelevantie van God.

Het tragische is dat wij als christenen de neerwaartse spiraal van deze geen-God-moraal volgen. Jonge christenen voegen zich naar het gebruik van samenwonen, onze christelijke huwelijken worden snel opengebroken, zogenaamde evangelicalen kunnen niets verkeerds zien in liefhebbende, zorgende homoseksuele relaties en ze zullen dat proberen te bewijzen vanuit de Bijbel. We worden verleid om alles te kijken wat Blockbuster en Sky ons te bieden hebben. Langzamerhand zijn we meegezogen in de ongefundeerde moraal van onze maatschappij en omdat we God uit onze geest gezet hebben, hebben we geen gronden om goed of kwaad te beoordelen. Laat me u een droevig vermakelijk voorbeeld geven.

In de vroege zomer van 1998 was er op Radio 4 een nieuwsitem over twee mannelijke zwanen die ontdekt waren tijdens het bouwen van een nest. Het was komkommertijd en de BBC had vanzelfsprekend te weinig nieuws, daarom draaiden ze dit verhaal over twee mannetjeszwanen die een nest bouwden. Het was een grote grap en ze maakten er lol over. Ze zeiden dat het helemaal onnatuurlijk was en volledig onproductief! Wat een grap! Waarop ik alleen maar kon reageren met: ‘Zo is het!' Maar ze leken zich niet te realiseren dat ze de gek staken met de seksuele gerichtheid van die zwanen. U ziet hoe dwaas we geworden zijn wanneer we denken dat het niet de moeite waard is om God te erkennen. We lachen om de zwanen, maar klappen voor mensen die hetzelfde doen.
Ik weet dat dit allemaal erg negatief is, maar ik heb een positief doel voor ogen. Tot in de eerste decennia van de 20ste eeuw dwong het christendom, zelfs het onechte christendom, de maatschappij om aan God te denken. Het bewijs hiervoor is dat onze beste literatuur en een deel van onze mooiste muziek beïnvloed zijn door een kennis van God. Chaucer, Bunyan, Milton, Shakespeare, Donne, Herbert, Longfellow, Cowper, Wordsworth, Elliot en de zusters Brönte geven allen blijk van de invloed van het christendom. Interessant is dat zelfs de herlevende belangstelling voor Jane Austen te danken is aan een weemoedig respect voor de gangbare moraal die beschreven wordt in haar verhalen. Ik probeer niet te zeggen dat deze mensen allemaal christenen waren, alhoewel sommigen van degenen die ik noemde dat zeker waren. Wat ik beweer is dat zij ongelooflijk beïnvloed waren door de Bijbel en het christendom. Ze hadden de eeuwigheid in hun hart. Zelfs Charles Dickens schreef voor zijn kinderen over het leven van Christus, terwijl hij geen frequent kerkbezoeker was!

De eerste helft van de negentiende eeuw was vol van menselijke misère, schande en misdaad. De zwarte slavenhandel was op zijn hoogtepunt en werd alleen naar de kroon gestoken door het wrede transport van mannen, vrouwen en kinderen naar de witte slavernij op Australië en Tasmanië. Kinderen werden de mijnen en de schoorstenen ingestuurd. Van betekenis is dat het Koninklijk Genootschap ter Voorkoming van Wreedheid voor Dieren (RSPCA) lang vóór het Nationale Genootschap ter Voorkoming van Wreedheid voor Kinderen (NSPCC) gesticht werd - en toevallig waren het allebei christelijke stichtingen. Arbeiders onderhielden hun gezinnen met vijfendertig pence per week. Maar zelfs velen van de meest boosaardige en wrede mensen behielden de kennis van God en de eeuwigheid. Onlangs las ik over de ruwe omstandigheden die degenen leden die naar Australië getransporteerd werden. Ik kwam bij het verhaal van een man die beschuldigd werd van het beledigen van zijn heer. Toen hij voor het gerecht stond, gaf hij toe dat hij vaak zijn heer wilde doden. Toen hem gevraagd werd wat hem daarvan weerhield, antwoordde hij: ‘Ik dacht er niet aan om voor hem muziek te maken, maar ik wilde ook niet vanwege hem naar de hel gaan'. Hoeveel moorden worden vandaag de dag voorkomen omdat de potentiële moordenaar bang was voor de hel?

Waarom was daar deze kennis van God, een bewustzijn van de eeuwigheid en een geloof in de hel? Laat me u een schets geven van onze geschiedenis. Langer dan een half millennium vanaf de elfde eeuw domineerde de machtige Roomse Kerk de Britse cultuur. Ze was schuldig aan dwaling in vele geloofsopvattingen en praktijken. Maar niemand twijfelde aan de werkelijkheid van God en de eeuwigheid. Toen kwam de Reformatie, een herleving van bijbels christendom. Ze bewoog zich snel voort door het hele land nadat John Wicliffe's arme predikers de steden en dorpen bedekt hadden met de kennis van de Bijbel. Meer dan een eeuw na Wycliffe's dood mopperde Sir Thomas Moore dat je geen twee mensen op straat tegen kon komen, of één van hen was een volgeling van Wycliffe. Dát is opwekking! Droevig genoeg gleed de natie af van de bijbelse waarheden. De Puriteinse opwekking volgde. Ondanks al hun fouten, probeerden ze de natie te vormen tot gehoorzaamheid aan de Bijbel en het volk had de eeuwigheid in zijn hart. De natie wist dat er een God was, weinigen twijfelden daaraan. Zelfs gedurende de decadentie die volgde op het herstel van de monarchie in de tijd van Karel de Tweede, geloofden de meesten nog steeds in God. Toen goot God Zijn Heilige Geest uit in wat bij ons bekend is als de achttiende-eeuwse Evangelische Opwekking. Gedurende een halve eeuw gebruikte God mensen als Howell Harris, Daniel Rowland, John Wesley, George Whitefield en vele anderen om een ziel aan het volk terug te geven. Volgens mij was het Thomas Carlisle die aan het begin van de achttiende eeuw de natie beschreef als ‘de buik springlevend, de ziel uitgedoofd'. Ik ben er niet zeker van of hij in allebei gelijk had. Ik ben er niet zeker van of de buik van het volk springlevend was aan het begin van de achttiende eeuw, maar ik ben er wel van overtuigd dat de ziel van het volk niet uitgedoofd was. Mensen wisten nog steeds dat er een God is. Maar helaas is zijn bewering vandaag de dag maar al te waar.

Wat probeer ik duidelijk te maken? God schiep ons als uniek verschillend van de rest van Zijn natuurlijke schepping. En omdat het menselijke geslacht leeft met de eeuwigheid in het hart, is dat zelfs in de opkomst en het verval van de geschiedenis van onze natie nooit verloren gegaan. Wanneer de natie bedreigd werd, vanaf de tijd van de Spaanse Armada tot aan de tijd van het Derde Rijk, wendde ze zich instinctief tot God. En telkens wanneer ze in het gevaar verkeerde dat gevoel te verliezen van die afdruk van de eeuwigheid, zond God een bovennatuurlijke geestelijke opwekking. Of het nu de Reformatie was, of het Puriteinse tijdperk of de Evangelische Opwekking, het was een opwekking om het bewustzijn van God weer levend te maken.

Welnu, het beangstigende succes van onze verfijnde maatschappij is dat we miljoenen opgevoed hebben om te denken: ‘Het is het niet waard om God in erkentenis te houden'. We zijn geen volk van gezworen atheïsten. Soms wenste ik dat we het waren, omdat christenen dan iets zouden hebben om tegen te strijden. God is gewoon te onbelangrijk om zelfs maar aan Hem te denken. We zijn snel de eeuwigheid uit ons hart aan het verliezen en één reden is dat wij als christenen niet leven met de eeuwigheid in onze harten. Wij werken niet in het licht van de eeuwigheid en leven niet in de vrede en het vooruitzicht van de eeuwigheid. We zijn bijna net zo gespeend van een besef van de eeuwigheid als de wereld om ons heen. We zingen ervan in onze liederen, we zeggen het in onze gebeden, we preken erover in onze preken, maar de eeuwigheid is niet in onze ziel. De eeuwigheid is niet de schering en inslag van ons leven. We hebben geen aandacht voor het geestelijke, het eeuwige. En dát is de reden waarom ik geloof dat we een natie-brede opwekking door de Heilige Geest nodig hebben, omdat opwekking altijd de eeuwigheid terugbrengt in de harten van mannen en vrouwen en daarom ook op hun agenda's.

In een opwekking kunnen predikers preken over de dood en de mensen vóelen het. Ze kunnen preken over de eeuwigheid en de mensen vóelen het. Vandaag de dag beginnen we vele stappen eerder dan Wesley, Whitefield en hun verwanten deden. Als gevolg van de tienduizenden die bekeerd werden gedurende de achttiende-eeuwse opwekking had de eeuwigheid een grote invloed op de natie in de volgende eeuw. Zo'n honderdvijftig jaar geleden werd gezegd dat bijna elk huishouden, zelfs het armste, twee boeken bezat: de Bijbel en een exemplaar van Bunyans Christenreis. Tegenwoordig is het in veel kerken moeilijk om een christen te vinden die zelfs maar gehoord heeft van Bunyan en zijn Christenreis.

Hier volgt een beschrijving van Comber, een kleine stad in het graafschap Down, slechts negen mijlen van Belfast, toen God heel Noord Ierland doortrok in 1859: ‘De hele stad en de omgeving werden wakker geschud. Velen rustten de eerste nacht helemaal niet en gedurende verscheidene dagen waren grote aantallen niet in staat om hun gewone bezigheden te verrichten, maar ze gaven zich bijna zonder ophouden aan de bestudering van de Schriften, aan zingen en bidden. Gedurende de eerste maand ging ik (de predikant die dit beschrijft), op drie uitzonderingen na, pas tegen de morgen naar bed'. Zó sterk was de vurige begeerte van het volk naar herderlijk onderwijs en vertroosting. Merk op dat de hele stad en de omgeving zich bewust waren van de eeuwigheid. Ze werden niet allemaal bekeerd, maar wanneer God in een opwekking komt, worden zelfs degenen die niet bekeerd worden, door God aangeraakt en worden ze zich van Hem en van de eeuwigheid bewust. Iedereen weet dan dat er een God is. Niemand betwijfelt het.

Opwekking is een bewustzijn, een gevoeld bewustzijn van Gods aanwezigheid. Er is geen opwekking als er niet een gevoel is van Gods aanwezigheid. In de zomer van 1727, te Herrnhut op het landgoed van de Graaf van Zinzendorf, ontdekte een bont gezelschap van vluchtelingen plotseling dat God Zich onder hen bewoog. We lezen van ‘een gevoel van de grootste nabijheid van Christus'. Het kruis werd werkelijkheid, Christus werd werkelijkheid, alles van de Zaligmaker was werkelijk en levend voor deze mensen en zo gaat het altijd. In 1742 te Cambuslang in Schotland, in de tijd van George Whitefield, lezen we van ‘de genadige en gevoelde tegenwoordigheid van God'. Vergelijkbaar daarmee lezen van Wales in 1859: ‘Het huis was zo vol van de goddelijke aanwezigheid dat ongodzalige mensen doodsbang beefden'. In het verre Pyongyang in Noord Korea, lezen we daarvan in 1907: ‘De kamer was vol van Gods tegenwoordigheid op een wijze die onmogelijk te beschrijven is'. Op 10 november 1921 toen de opwekking kwam tot de kust van Oost Engeland, bekenden zelfs de Yarmouth en Gorleston Times: ‘God is zeer nabij gekomen'. Zo zou ik alsmaar door kunnen gaan. U kunt elk willekeurig verhaal van elke willekeurige opwekking nemen en zonder lang zoeken zult u lezen van de gevoelde tegenwoordigheid van God en dat eeuwige werkelijkheden betekenis krijgen.

De conclusie is ernstig. Ik weet van de vreugde en het zingen in opwekkingen en ik probeer daar geen afbreuk aan te doen, maar daar gaat mijn aandacht vanavond niet naar uit. We lezen van Cambuslang in 1742 van ‘de geestelijke heerlijkheid van deze ernst'. Ons wordt verteld van 1934 te Lewis dat ‘de ernst van deze diensten ontzaglijk bezielend was'. MacCheyne schrijft over St. Peter's Dundee in 1839: ‘Elke hoorder zat voorovergebogen in een houding van ingespannen aandacht'. R.B. Jones sprak over Wales in 1904: ‘De hele plaats was in ontzag voor de heerlijkheid van God'. Welnu, dat is een ervaring die mannen en vrouwen nooit vergeten, zelfs niet als ze niet bekeerd worden.

Eén van onze grote drama's van vandaag de dag is dat er niet veel gebeurt als we over de hel spreken. Niemand voelt erg veel - zelfs christenen niet. In een opwekking voelen zowel predikers als hoorders de verschrikking van de hel en de werkelijkheid van eeuwige zaken. Evenzeer voelen ze de heerlijkheden van de hemel. Dingen die gewoonlijk zo ver verwijderd en op afstand zijn, worden werkelijk en levend in tijden van opwekking. Net zoals Christus en de apostelen zowel over de hemel als de hel met gelijke overtuiging spraken, zo zijn de mensen die de leiders zijn in een opwekking altijd mensen met een scherp bewustzijn van de eeuwigheid en de werkelijkheid van hemel en hel. Ik ben me niet bewust van grote predikers in tijden van opwekking die twijfelden aan de verschrikkingen van de hel of het wanhopige gevaar van degenen buiten Christus. Sommigen van hen ervoeren visioenen van diegenen die verloren lagen in de hel, en zij allen hielden aan om mannen en vrouwen af te keren van de weg tot de eeuwige straf. Een groot deel van de evangelische christenen gelooft tegenwoordig niet meer in de hel.

Christus richtte Zijn hoorders keer op keer op het onderwerp van de eeuwigheid. De jongeman die het eeuwige leven wilde, maar ook aan dit leven vast wilde houden, ging bedroefd weg. Hoe graag wilde ik dat mensen vandaag bedroefd weggingen, zich bewust dat zij het eeuwige leven verloren hebben en dat zij de eeuwigheid ingaan zonder Christus.

Waar verlangen we daarom naar voor onze natie, wanneer we bidden om opwekking? Wij verlangen zeker geen succes, geen rechtvaardiging van onze kerk of onze gezindte, geen rechtvaardiging van onze theologie, maar we verlangen dat God de eeuwigheid terugbrengt in de harten en het verstand van mannen en vrouwen. Die grote gave die Hij aan het menselijk geslacht gegeven had en die wij vandaag stap voor stap, systematisch en succesvol uit ons geperst hebben.

Waar ik naar verlang en voor bid is wat de profeet opschreef in Ezechiël 43: 2: ‘Zijn stem was als het geruis van vele wateren, en de aarde werd verlicht van Zijn heerlijkheid'. Wanneer Gods stem met kracht gehoord wordt en het land verlicht wordt door Zijn heerlijkheid, doordat Christus in Zijn volk leeft, dan zal de eeuwigheid terug zijn in de harten en het verstand van mannen en vrouwen. De kennis van God en van de eeuwige werkelijkheid zullen opnieuw beleefde werkelijkheden zijn en Gods waarheid zal gekend worden als échte waarheid - zelfs onder degenen die haar verwerpen. Jezus Christus zal geëerd en geliefd en verhoogd worden op een manier waarop dat vandaag de dag niet gebeurt, zélfs niet onder Gods volk. Christenen hebben nodig dat de eeuwigheid terugkomt in hun harten en verstand. We hebben nodig dat de werkelijkheid van de kortstondigheid van het leven en de langdurigheid van de toekomst weer terugkomen in onze harten. We hebben nodig dat onze zielen en ons gemoed gevangen worden door een glimp van de eeuwige werkelijkheden op een manier die we momenteel niet kennen. Dan zullen we leven in het licht van de eeuwigheid, preken in het licht van de eeuwigheid, werken, arbeiden en evangeliseren in het licht van de eeuwigheid. Wanneer we ‘s avonds naar bed gaan en ‘s morgens wakker worden, dan zullen we denken in het licht van de eeuwigheid. Wanneer God de eeuwigheid terugbrengt in ons verstand en onze harten, kan datzelfde beginnen te bewegen in de natie rondom ons. En wanneer het God behaagt om de hemelen te openen en Zijn Geest in een opwekking uit te gieten, dan zal de eeuwigheid terug zijn en de natie zal weten dat er een God is. Hoewel niet iedereen gered zal worden, zullen ze allemaal weten dat de eeuwigheid en God werkelijkheid zijn. Moge dit onze millennium-werkelijkheid zijn!

Brian Edwards was predikant van de Hook Evangelical Church te Londen in Engeland gedurende dertig jaar en is momenteel rondreizend prediker. Hij is de auteur van een aantal boeken, waaronder Revival - A people saturated with God en Can we pray for Revival?, beide gepubliceerd door Evangelical Press.

Vertaling: Evert-Jan Brouwer


© 2001 George Whitefield Stichting.