Een praktische zoektocht naar dagelijks geestelijk leven

Door drs. H.A. Bakker

Als uitgangspunt voor mijn lezing neem ik de verzen acht en negen uit het eerste hoofdstuk van de eerste Petrusbrief: "Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen".

Wat hieronder volgt, is een beknopte reconstructie van mijn lezing; de hoofdlijnen dus, niet de volledige tekst.

Op zoek naar spiritualiteit

Wanneer we het hebben over ‘bijbelse spiritualiteit', wil ik allereerst vaststellen dat niet alle religieuze gevoelens die een mens hebben kan, met Christus verward moeten worden. Natuurlijk, als we de tekst uit 1 Petrus op ons in laten werken, dan mag een christen temidden van de verrotting van de maatschappij de geur van Christus opmerken. "Hem hebt gij lief zonder Hem gezien te hebben". Maar, om Edwards te citeren: "Het religieuze gevoel is een glad goedje, is Christus niet. Ons vlees moet immers niet geheiligd, maar gekruisigd worden".

Anders gezegd: de zogenaamde natuurlijke Godsopenbaring is niet echt te vertrouwen. De reactie van Edwards op 1 Petrus 1:8-9 laat zien wat voor hem echte spiritualiteit is. Het zoeken van deze spiritualiteit, als een zoeken van de stad met de fundamenten, brengt ons bij een ‘theologia viatorum' (theologie van pelgrims). Velen zijn daar vandaag de dag naar op zoek. Dat blijkt uit allerlei publicaties.

God is weer echt ‘in' in Nederland. Zie voor een duidelijk voorbeeld hiervan het thema van de afgelopen boekenweek. Maar de nieuwe explosie aan religiositeit leidt tot een wederoprichting van de Olympus, die hier dan staat voor ons westerse verlichte heidendom. En de kerken dragen aan de voet het zand voor deze Olympus mee aan. En waar Nederland danst rond de totempaal van de menselijke, religieuze gevoelens, is het voor een christen nodig en genoeg door God gekend te zijn. Het initiatief ligt bij God. Hij moet ons kennen, zijn hand naar ons uitstrekken.

Wij hebben niet te beschikken over God. Dan verbergt Hij zich juist. Achter onze Olympus. Het is kenmerkend juist voor het heidendom dat het meent over God te kunnen beschikken, ja Hem af te kunnen kopen (‘do ut des', ‘ik geef opdat Gij geeft'). Je komt dat soms ook wat tegen bij bepaalde christelijke auteurs. Men kan soms zo machinaal te werk gaan. Ik leun meer aan tegen een man als Graafland; die zoekt echt mee.

Orthognosie


Bij Wentsel tref ik in dit verband een belangrijke aanvulling aan. In deel 3A van zijn dogmatiek plaatst hij tussen de orthodoxie en de orthopraxie de orthognosie (3A, pag. 29). Helaas werkt hij deze gedachte verder niet sterk uit. Orthognosie staat voor het juiste kennen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Gal. 4:9: "Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog door God gekend zijt ...". ‘God hebben leren kennen' wordt hier als het ware overtroffen door het ‘door God gekend zijn'. Een soortgelijke gedachte treffen we aan in 1 Kor. 8:3: "Maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend". Paulus bidt nota bene om de ‘rechte kennis' van Christus (Ef. 1:17). Hier hanteert hij letterlijk het woord ‘orthognosis'!

Onze kennis staat de Godsopenbaring vaak in de weg. Het is een levensgrote puriteinse waarheid dat een waarheid niet gehoorzaamd kan worden wanneer zij niet begrepen wordt. Zitten we daarom niet opgescheept met de Godsverduistering? Omdat er zo weinig wordt gehoorzaamd door een gebrek aan orthognosie, rechte kennis van God?

Het initiatief van de Godsverlichting ligt helemaal bij God. En als Hij het initiatief neemt, dan kan het niet anders of ik moet Hem wel liefhebben - een liefde die heel mijn bestaan doorstraalt. Ik zet dus niet in bij het menselijk intellect, niet bij de keurige Nederlandse orthodoxie. Niet bij ons religieus gevoel, mystiek of de maakbaarheid van ons geloof.

Ik zet in bij God - dat God Zich laat vinden. Dus geen mist van ‘zoekerigheid', maar: God zoekt ons, in de zin van: God zoekt ons te laten zoeken. En als ik dan weet dat Hij erachter staat, dan is mijn zoeken ook niet hopeloos. Ik zet in bij de orthognosie: Ik zoek God juist, God recht te leren kennen, Hem te smaken. Daar komen de juiste praxis en de juiste dogmatiek uit voort.

De Heere onze God is één

Wanneer we zoeken naar een praktische invulling van dit alles, dan geeft de belangrijkste Oudtestamentische passage voor het jodendom ons hier richting. Deuteronomium 6:4-5 wijst een weg om God niet te vergeten; een weg tegen de Godvergetelheid, tegen de Godsverduistering: "Hoor, Israël: de Heere is onze God; de Heere is één! Gij zult de Heere, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht". De liefde tot God dient héél het bestaan te doortrekken. Denk in dit verband bijvoorbeeld aan het gebruik van de gebedsriemen etcetera. Ook de puriteinen zochten God lief te hebben op alle terreinen van het leven. Heel het leven bleef daardoor één, één viering. Zoals God ook aanbeden wordt als één (‘Adonai echad', ‘de Heere onze God is één'). Bij alles in het leven jezelf hierbij bepalen: ‘Adonai echad'. Dat gaat de verbrokkeling en de Godsverduistering tegen. Wij zijn vaak zo verdeeld, innerlijk verdeeld zoals Jacobus schrijft (Jac. 1:8, 4:8). De postmoderne mens worstelt met de eenheid van zijn leven, maar hij geeft de strijd op. Privatisering, marginalisering, kosmisering, kortom het zwelgen in de ‘kleine verhalen', in de pietluttigheden.

De weg die Jacobus wijst om te komen tot het opruimen van de innerlijke verdeeldheid - de weg naar het vieren van het ‘Adonai echad', is een medicijn tegen ‘dipsuchitis', tegen het ‘innerlijk verdeeld zijn'. Het is zo belangrijk tijd te nemen, tijd om op de juiste wijze over God na te denken. Zijn enkelvuldigheid is een medicijn tegen onze innerlijke verdeeldheid, tegen ‘dipsuchitis'. De simplicitas Dei (de enkelvuldigheid van God); God neemt niet toe of af in tijd, ruimte, kennis, etcetera. In de moderne theologie, de procestheologie, wordt God van zijn absoluutheid ontdaan. Hij wordt gerelativeerd. Als gevolg hiervan kent het postmoderne denken geen absoluutheden, geen absolute antwoorden meer.

Toch ligt het antwoord in het ‘Adonai echad': God is in mijn gisteren, mijn heden en mijn morgens. Hij knoopt de gerafelde eindjes van mijn leven aan elkaar. Dáár kan ik genezing vinden van mijn dipsuchitis. Jezus beaamt dit in Markus 12, vers 30: "... uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht". Zó God lief te hebben is en blijft het hoogste gebod. We hebben het hier over een therapeutische orthognosie; het ‘jada' (kennen én liefhebben van God). Liefde, zegt Owen, leidt tot identificatie. Dus wie God zó, in het juiste kennen zoekt lief te hebben, gaat iets van die eenheid van God ervaren: Gods enkelvuldigheid draagt mijn versplinterde bestaan.

Wat verdrongen is achter mijn heden (het verleden waar ik niet aan wil denken, of mijn toekomst waar ik niet aan dúrf te denken), wordt als het ware teruggehaald. Zó mogen we God leren kennen en liefhebben: uit één stuk, omdat God één is. Die eenheid (‘haplotes') was kenmerkend voor de puriteinen. Maar het was ook een kenmerk van de vroege Kerk (één van de ‘notae ecclesiae', kenmerken van de Kerk; zie onder andere Handelingen 2).

Versobering, een natuurlijke reactie


Soberheid (‘sobrietas') is niet populair vandaag de dag. Dat is uiteraard iets heel anders dan somberheid. Tegenwoordig hebben we hier moeite mee. Denk in dit verband aan het gedeelte in Lukas 18:18-27 over de rijke jongeling. De versobering is uit ons leven gebannen. We zijn gebombardeerd tot ‘consument', minuscule radertjes in de machinerie van de moderne economie. Consumeren zult u, consumeren moet u! Genotteren, geluksvreten. En toch is versobering een praktische weg om God te zoeken en te vinden in ons bestaan. Ik denk in dit verband aan trefwoorden als: gebed, vasten, eenvoud en eenheid. Versobering is een normale en gezonde reactie van christenen op wat ze vandaag de dag allemaal aan verdriet en ellende tegenkomen. Versobering is voor een christen een haast natuurlijke reactie op een samenleving vol eenzaamheid, kindersterfte op wereldschaal, slachtpartijen in Algerije en vult u verder zelf maar in. Versobering in bijbelse zin (zoals we het onder andere aantreffen in Jac. 4:8-10) is een levenshouding achter Jezus aan. Het heeft niets van doen met mystiek en het is evenmin een soort boetedoening voor begane zonden. Het is een vrucht van het zoeken van God, geen prestatie.

Dit lijkt met elkaar in tegenspraak: versobering is een vrucht en toch tegelijkertijd een weg waarop we moeten wandelen. Ja. Inderdaad, tégen de Godsverduistering in geloof ik dat wie tot God gaat met het verlangen Hem zó lief te hebben als Deuteronomium 6 van ons vraagt, dus met een verlangen naar eenheid en integriteit, met een verlangen naar versobering, dat zó iemand niet door God wordt teruggestuurd. Laten we God daarom bidden om ons te leiden tot versobering. Dat is geen isolationistisch gebeuren, geen gettovorming. Laten we als kerken zó gaan bidden. Die Nadere Reformatie is er helaas nooit echt geweest in de Nederlanden.

Ik pretendeer met dit verhaal geen evocatie van God af te dwingen - wel hoop ik een bijdrage te leveren aan het gezamenlijk zoeken van Gods Aangezicht. Ik hoop ook dat ik enkele nieuwe elementen te berde heb weten te brengen.


© 2003 George Whitefield Stichting.