John Piper: hartstocht voor god

Door Aad Kamsteeg

John PiperTegen een uur of vijf kwam ik aan bij het kerk- en kantoorcomplex van de Bethlehem Baptist Church in Minneapolis, Minnesota, Verenigde Staten. Ik had een afspraak met John Piper, van wie ik onlangs Desiring God had gelezen. Vreugde hebben in God... het boek had grote indruk op me gemaakt. God is het meest geëerd als het mijn diepste blijdschap is Hem te kennen. Dat was in het verleden tevens de boodschap van de puriteinen. John Piper is een hedendaags puritein.

Bij mijn aankomst - ik reisde in het najaar - werd het al wat donker in Minneapolis. Plotseling flitsten op het gebouwencomplex neonletters aan. Deze keer zag ik eens geen reclame voor Coca Cola of McDonald's. Ik las de woorden ‘A Passion For God'. Schitterend toch? Juist die hartstocht voor God treft mij elke keer weer als ik boeken lees van J.I. Packer, Jerry Bridges, John Piper en niet te vergeten Martyn Lloyd Jones. Van hem herinner ik mij dat prachtige voorbeeld over Mozes in Exodus 33.

Als wij Mozes in dat hoofdstuk ontmoeten, heeft hij al erg veel van de HERE gezien. In Egypte heeft hij ervaren hoe machtig God is. In de woestijn heeft hij meegemaakt hoe geduldig God is. Op de berg Sinaï sprak God als een vriend met hem. Dan zou je toch zeggen: Wat wil je nog meer? Maar dan volgen die machtige woorden van Mozes: ‘Toon mij toch Uw heerlijkheid.' Dat is wat ik ook bij John Piper aantref: Nooit genoeg van God kunnen krijgen. Hoe dichter bij Hem, hoe beter je Hem wilt leren kennen.

Jonathan Edwards

Jonathan EdwardsAls ik aan John Piper denk, weet ik dat ik te maken heb met een theoloog in wiens denken God centraal staat. Daarin is hij een discipel van Jonathan Edwards. Toen ik op die namiddag Pipers - niet eens zo grote -werkkamer binnenkwam, viel de afbeelding van Jonathan Edwards me onmiddellijk op. Edwards was predikant en begaafd theoloog in het New England (VS) van de eerste helft van de 18e eeuw. De puritein Edwards stond aan de wieg van de First Great Awakening. Hij schreef boeken waarmee velen tot op vandaag hun winst doen.

Edwards: "Ik herinner mij dat ik al vroeg tobde met het probleem van Gods soevereiniteit. Dat leerstuk heb ik als iets angstaanjagends ervaren." Dat is natuurlijk herkenbaar. Luister maar eens naar de Klaagliederen: "Ik ben door tranen verblind, in mijn binnenste schreeuwt het, mijn hart bloedt: mijn volk gaat ten onder..." Wanneer kwam bij Edwards de doorbraak? Toen hij inzag dat de Bijbel niet zozeer over de mens gaat, als wel over God. Toen hij leerde dat niet ‘ik' de hoofdrolspeler van de geschiedenis ben, maar dat God dat is. Toen hij besefte dat het kruis niet in eerste instantie getuigt van mijn waarde voor God, maar van de hoge prijs die nodig was om mij te redden.

Anders gezegd: als ik mijzelf in het centrum plaats, vraag ik me al snel af waarom God mij allerlei fijne dingen onthoudt. De bijbel echter zet God in het middelpunt. De Schriften prijzen God omdat hij zondaars redt van het oordeel. Die ontdekking riep bij Edwards een diepe hartstocht voor God wakker. John Piper is zijn volgeling. Zo zegt hij het zelf ook:
Jonathan Edwards heeft mij gevormd. Van hem leerde ik vooral de radicale gerichtheid op God. De puriteinen wilden heel het leven doordrongen zien van de eer van God. Zij zelf waren als het ware helemaal verzadigd van het Woord van God. Zij wilden leven in volstrekte afhankelijkheid van de Geest van God.

Meer zaken trekken Piper sterk naar de puriteinen toe. Jonathan Edwards, John Owen, George Whitefield en anderen pasten de waarheid toe, proefondervindelijk. Al hun kennen van God diende de heiliging van het leven. Zij waren predikanten die in hun gemeente voortdurend stuitten op een weerbarstige praktijk: gebrokenheid, spanningen, verslaving. De puriteinen confronteerden zich met de gelovige, met diens gebrek aan geloofszekerheid, met diens vreugde en verdriet, mijn diens pijn en vragen. Daarbij schrokken zij voor persoonlijke geloofsontboezemingen niet terug.

Een van de favoriete boeken van John Piper is The Rare Jewel of Christian Contentment van Jeremiah Burroughs. Zo'n tweehonderd jaar geleden worstelde de predikant Burroughs met de blokkades die een gelovige kan tegenkomen op de weg naar een nieuw leven. De puriteinen legden die hindernissen bloot. Ze vroegen zich af hoe ermee om te gaan. En steeds was er daarbij die centrale gerichtheid op God, een radicale bijbelse oriëntatie en een diepe kennis van het menselijk hart. Die combinatie maakt hen zo bijzonder.

Geluk in God

Jonathan Edwards heeft John Piper geïnspireerd tot het schrijven van Desiring God, Meditations of a Christian hedonist (Uitgeverij Gideon verzorgt dezer dagen een Nederlandse vertaling). Piper herinnert er in dat verband aan dat Edwards in zijn Dissertation Concerning the End of Which God created the World beschrijft dat God de wereld schiep voor zijn eigen glorie. Het gaat God - met een intense naijver - om zijn eigen eer. Edwards liet zien dat God het meest geëerd wordt wanneer de mens zijn voldoening helemaal in Hem vindt. Dat is tevens de sleutel geworden tot Pipers theologie: er bestaat geen tegenstelling tussen streven naar geluk en vreugde enerzijds en Gods eer anderzijds. Integendeel, beide sluiten op elkaar aan.

Piper beroept zich in dit verband ook op C.S. Lewis. In The Weight of Glory zegt deze: "Het probleem is niet dat wij geluk nastreven. Het probleem is dat wij veel te snel tevreden zijn gesteld: met drugs, alcohol, seks, geld, macht. En dat terwijl God ons zoveel meer, zoveel diepers biedt." Ook Piper benadrukt dat het gaat om Gods eer, en dat wij God eren door ons echt in hem te verheugen, door van Hem te genieten.

Die boodschap is zonder twijfel actueel. Er zijn kerken die orthodox zijn in de leer, maar waar het tegelijk saai en vreugdeloos is. Dat komt mede doordat men ervaring in verband brengt met subjectivisme, waarvoor men - terecht - bang is. Maar daardoor dreigt wel het besef weg te ebben dat God kennen alles te maken heeft met houden van, met vreugde in Hem, met vervoering, met een levende band. God wordt niet geëerd door louter een zuiver leerstellig denken. Hij wordt geëerd wanneer wij met liefde ons hart aan Hem geven.

Wij hebben de neiging met God om te gaan in termen van het terugbetalen van onze schuld: ‘Omdat u zoveel voor mij hebt gedaan, voel ik mij nu verplicht iets goeds voor U terug te doen.' Je kunt God echter niet terugbetalen voor zijn genade. Daartoe was genade nooit bedoeld. Je bent met God niet met een soort ruilhandel bezig. In dat geval raak je verstrikt in het wetticisme. Piper geeft in dat verband het volgende voorbeeld:
Stel ik kom op mijn 27-jarige huwelijksdag thuis, met voor mijn vrouw - verborgen achter mijn rug - 27 rode rozen. Ik bel aan en houd haar die rozen voor. Ze is verrast: ‘Prachtig! Waarom doe je dat?' Ik antwoord: ‘Ach, dat is mijn plicht.' En, zegt Piper, als ik dit zo vertel, beginnen de mensen altijd te lachen. Waarom eigenlijk? ‘Plicht' is in de bijbel toch iets moois? Jazeker. Alleen... iedereen begrijpt dat mijn vrouw door zo'n houding niet wordt geëerd. Waardoor wel? Als ik zeg: ‘Ik vind het gewoon fijn iets moois voor je te kopen. Ga je verkleden, vanavond wil ik samen zijn. We gaan uit.'

Zo zijn er volgens Piper ook orthodoxe kerken en christenen die tekort doen aan Gods eer door niet werkelijk gelukkig te zijn in Hem. Ze zijn zo bang voor de charismatische beweging, zo bang dat gevoelens met hen op de loop gaan... En zeker, de puriteinen waren daar ook bang voor. Jonathan Edwards was zelf een intellectueel. Maar tegelijk wisten zij dat alleen God kan voorzien in een diepe hunkering van het menselijk hart naar echt geluk. Zij verheugden zich in Hem.

Toekomstige genade

Sinds mijn bezoek aan John Piper ben ik meer boeken van hem gaan lezen.
Het eerste was The Purifying Power of Living by Faith in Future Grace. Van dit boek is (bij Buijten en Schipperheijn) inmiddels een Nederlandse vertaling - Toekomstige Genade - verschenen. In dit boek houdt Piper zich bezig met het feit dat veel christenen zeggen dat de voornaamste drijfveer voor hun christelijk leven hun dankbaarheid is voor eens verleende genade. Maar, vraagt hij, is dat echt zo?
Als van mij vandaag een offer wordt gevraagd, mag ik zeker terugzien... weten dat ik gered ben, dat ik ‘in Christus' ben, gerechtvaardigd. Dankbaarheid vormt inderdaad een wezenlijk onderdeel van het christelijk leven. Maar hoe eer ik die mij verleende genade? Dat doe ik als ik mij voortdurend, in heden en toekomst, van Gods genade afhankelijk weet.

Waar komt mijn kracht vandaan, als God vandaag van mij iets moeilijks vraagt? Die kracht komt uit de genade die mij voor vanmiddag en voor morgen en voor de eeuwigheid wordt aangeboden. Dient iemand, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, opdat in alles God verheerlijkt wordt" (1 Petrus 4:11). De genade van gisteren is mij gegeven om erop te vertrouwen dat er vandaag en morgen opnieuw genade is: "Elke morgen zijn Uw gunstbewijzen nieuw" (Klaagliederen 3:21-23).

Piper benadrukt in Future Grace dat geloof in toekomstige genade voorkomt dat je op eigen kracht gaat vertrouwen. Of, zoals Paulus het zegt: "God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat u, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig mag zijn" (2 Kor. 9:8).

Stel dat je 's ochtends als gezin uit Johannes 14 leest: "Uw hart wordt niet ontroerd (verschrikt, verontrust); U gelooft in God, gelooft ook in Mij." Stel eens dat uw zoontje dan vraagt: Hoe helpt God dan in je moeite? Het antwoord is dat ‘geloof in God' betekent dat God zal zorgen voor je onrustige hart. Toekomstige genade betekent voor Piper dat God in Christus belooft dat Hij vóór ons is. Geloof in toekomstige genade betekent: voldoening vinden in alles wat God ons belooft, te beginnen met de eerstkomende vijf minuten, vervolgens al de jaren van je leven, de eeuwigheid in.

In dit verband komt Piper met een sterke typering van wat zonde uitwerkt. Zonde, zegt hij, komt je leven binnen met de verleiding van toekomstig plezier in plaats van een diepe vreugde in God. Zonde zegt: ‘Als je nu eens dit pornografisch blaadje inkijkt, garandeer ik je het komende half uur geweldige vreugde.' Dan komt het aan op geloof. Geloof in de toekomstige genade van God. God zegt namelijk: ‘Als je Mij vertrouwt, als je Mij liefhebt, zal Ik je iets veel beters, iets veel diepers geven. Geloof je in die toekomstige genade?'Piper hamert daarop: Je wordt gelukkiger door heilig te leven dan door te zondigen. Als het hart van de mens vol is van Gods beloften, als daarin je geluk ligt, zijn Gods geboden niet zwaar (1 Joh. 5:4). De mate waarin je gehoorzaam zult zijn, hangt samen met de mate waarin je op toekomstige genade vertrouwt. En omgekeerd: de mate waarin je Gods beloften wantrouwt, bepaalt de mate van je kwetsbaarheid voor de zonde.

De bijbel waarschuwt, zegt Piper, maar de bijbel belooft ook. "Als je oog je tot zonde verleidt, ruk het uit." Maar tevens: "Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien." Als je nee zegt tegen de zonde, is er de belofte dat je God beter zult leren kennen en je in Hem zult verheugen. De onuitsprekelijke vreugde, waarvan Petrus spreekt, kan je deel zijn.

Vertrouwen op belofte

Hoe ligt bij John Piper de relatie tussen de in het verleden verleende genade (past grace) en toekomstige genade (future grace)? De bijbelse kern ligt voor hem in Romeinen 8:32: "Hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?" Eerst de past grace: Gods eigen Zoon niet gespaard, en dan vervolgens de future grace: ons alle dingen schenken.

Of ook een paar verzen terug: "God doet alle dingen meewerken ten goede voor hen, die God liefhebben" (vers 28). Met daarna vijf pilaren als massale fundering: "tevoren geroepen, van eeuwigheid gekend, bestemd om, in Christus gerechtvaardigd, verheerlijkt." Hier vind je hetzelfde gegeven: de bewijzen van vroegere genade garanderen toekomstige genade. De boodschap van het kruis is dat zo indrukwekkend is afgerekend met zonde, satan en dood, dat God ook voor mijn toekomst zal zorgen.

Dat is ook de boodschap van Romeinen 5: "Toen wij nog zondaren waren, is Christus voor ons gestorven... Veel meer zullen wij behouden worden doordat Hij leeft." Piper geeft een indrukwekkend voorbeeld hoe dat geloof functioneert. Hij doet dat aan de hand van een verhaal dat hij eens hoorde van Chuck Colson, de opnieuw geboren oud-medewerker van president Nixon:
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten twintig Amerikaanse krijgsgevangenen in een Japans interneringskamp zwaar graafwerk verrichten. Aan het einde van elke dag telde de bewaker de schoppen: twintig. Maar op een kwade dag telde hij er maar negentien. Woedend vroeg hij: ‘Wie heeft z'n schop kwijtgemaakt?'Niemand zei iets. ‘Ik schiet vijf van jullie dood als de dader niet bekent.' Toen nog steeds niemand iets zei, stapte een 18-jarige jongen naar voren. Hij werd neergeknald. Toen de bewaker de schoppen nog eens telde, bleek hij zich vergist te hebben: er waren er toch twintig. Colson vroeg toen: ‘Waarom, denkt u, is die jongen naar voren gestapt?' En Colsons antwoord: ‘Uit dankbaarheid voor wat God in Christus 2000 jaar geleden voor hem had gedaan.'

Piper is het daar niet mee eens:
Met alle respect, maar ik denk dat die jongen bij zijn glorieuze daad van zelfopoffering iets anders heeft overwogen. Hij heeft bij zichzelf gedacht: ‘Mijn zonden zijn mij vergeven. Ik ben aanvaard door de Vader. Als ik sterf zal ik in de hemel zijn. Ik heb weinig te verliezen. Ik zal vertrouwen in toekomstige genade.'

Daarmee heeft die jongeman God verheerlijkt. Hij toonde met z'n leven dat hij zijn diepste en hoogste geluk in Hem vond. Wij kunnen hem daarin volgen, zegt Piper, bijvoorbeeld als het ons tegenzit met onze gezondheid of relaties. Midden in die gebrokenheid zullen de mensen je dan vragen: ‘Waar haal jij dat evenwicht en die innerlijke blijdschap vandaan?'

Piper beseft dat het hier om een strijd gaat. Kern van die strijd is geloven in wat God belooft. Paulus schrijft dat "het voor u moet vaststaan dat u dood bent voor de zonde" (Rom. 6:11). Je ziet er misschien niets van. Je moet het geloven. Het gaat erom dat je, als een stekker in het stopcontact, aangesloten blijft op de Heilige Geest. Hij geeft je de kracht om er vast op te vertrouwen dat wat God zegt waar is.

Voor Piper is het leven van een christen dus ook een leven van oorlog voeren. Maar die oorlog is een oorlog om vreugde in God. De boodschap van Future Grace is: Niemand zondigt uit plicht; we zondigen omdat we de valse beloften van de zonde geloven. Daartegen bestaat een ijzersterk wapen: geloof in Gods beloften over een superieur geluk.

Daarbij zal een gelovige hoogtepunten kennen, maar soms ook terugvallen. Tegelijk: elke keer als hij zich weer verslagen voelt, wordt hij weer overweldigd door Gods genade. Zo groeit hij in afhankelijkheid van Jezus Christus en ziet hij Hem in zijn leven groeien.

De boeken van John Piper:

Naast Desiring God en Future Grace las ik zelf met veel vreugde:
The Supremacy of God in Preaching [Baker Book House, Grand Rapids, 1990]
A Hunger for God (desiring God through fasting and prayer) [Crossway Books, Wheaton, Illinois, 1997]
A Godward Life (Savoring the Supremacy of God in All of Life) [Multnomah Publishers, Oregon, 1997]

Piper publiceerde voorts:
Let the Nations be Glad (The Supremacy of God in Missions) [Baker Books, Grand Rapids, 1993]
The Pleasures of God (Meditations on God's Delight in Being God) [Multnomah Publishers, Oregon, 1991]
The Justification of God (an exegetical and theological study of Romans 9: 1-23) [Baker Books, Grand Rapids, 1993]
Recovering Biblical Manhood and Womanhood (a response to Evangelical Feminism) [Crossway Books, Wheaton, Illinois, 1991]
Love Your Enemies (Jesus' Love Command in the Synoptic Gospels and the Early Christian Paraenesis).
Verdere gegevens mij onbekend.


© 1999 George Whitefield Stichting.