Tom Austin is een zendeling van Mission to the World (PCA) en werkt als hoogleraar aan de Nairobi International School of Theology.

De heerlijkheid van God

Door Tom Austin

Gods heerlijkheid is een moeilijk onderwerp om te bespreken voor wie niet wil vervallen in vage algemeenheden. In de systematische theologie worden Gods namen en eigenschappen uitgebreid onder de loep genomen en beschreven. Als het gaat om Gods heerlijkheid, kan deze werkwijze echter niet zonder meer worden toegepast, omdat Gods heerlijkheid letterlijk alles omvat wat Hij is en doet. Heerlijkheid is zo onlosmakelijk met Gods wezen verbonden, dat Hij zonder heerlijkheid niet God kan zijn.1 Hij is “de God der heerlijkheid” (Hand. 7:2).

Het is dan ook Gods doel om Zichzelf te verheerlijken (Ef. 1:3‑11). Bovendien lezen we in de Westminster Shorter Catechism
Alle ernstige christelijke denkers erkennen dat het verheerlijken van God datgene is waartoe de mens is geroepen en ons tevens de grootste vreugde geeft, zowel in het heden als in het hiernamaals.2
We willen Gods heerlijkheid dan ook onderzoeken vanuit die roeping en vreugde.

De vragen waarop we door dit onderzoek een antwoord willen vinden, zijn:
Wat is Gods heerlijkheid?
Hoe verheerlijkt Hij Zichzelf in Zijn wezen en in Zijn handelen?
Hoe wordt Hij verheerlijkt in Christus?
Hoe verheerlijken Zijn uitverkorenen Hem of doen ze afbreuk aan Zijn heerlijkheid?

Het voornaamste woord voor heerlijkheid in het Hebreeuws is kabod. Letterlijk betekent het “zwaar zijn”: iemand die als “heerlijk” wordt omschreven, is gewichtig vanwege zijn positie, macht of rijkdom (zie bijv. Gen. 31:1). Kabod is alles wat respect afdwingt of prijzenswaardig is. Het woord heeft dus een vrij brede betekenis. E.F. Harrison geeft een specifiekere uitleg. Hij schrijft dat kabod ook het licht aanduidt waardoor God Zichzelf openbaart, o.a. in de bliksem of de verblindende glans die vaak met godsverschijningen (theofanieën) gepaard gaat3 (Gen. 24:17; Ezech. 1:27‑28). Soms werd kabod4 In zowel het Nieuwe Testament als de Septuagint (de Griekse vertaling van het Oude Testament) werd het Griekse woord doxa gebruikt, dat duidt op eer of reputatie. Wanneer het woord gebruikt wordt in verband met God Zelf, duidt het op majesteit en volmaaktheid, vooral met betrekking tot Zijn gerechtigheid.5 Packer vertelt ons dat kabod en doxa duiden op Gods zichtbare grootheid en prijzenswaardigheid (“heerlijkheid”), maar ook op de lofprijs en aanbidding waarmee mensen op Gods heerlijkheid reageren (“verheerlijken”).6

John Piper omschrijft Gods heerlijkheid als “de schoonheid van Zijn veelvoudige voortreffelijkheden, de werkelijkheid van Zijn oneindige grootheid en waardigheid”.7 Gods heerlijkheid staat centraal in al Zijn goedgunstigheden, doelen en plannen. Omdat Gods plannen eeuwig zijn, omdat Hij ze uitvoert naar de raad van Zijn eigen wil en omdat Zijn voornaamste einddoel is dat Hijzelf wordt verheerlijkt, doet God nooit iets dat afbreuk doet aan Zijn heerlijkheid, of iets dat dit ontkent, negeert of nietig verklaart. Gods heerlijkheid kan het best worden omschreven als God Zelf. Het is de kern van Zijn wezen. Hij is Zijn eigen heerlijkheid. God wordt verheerlijkt in Zichzelf, in Zijn naam, in alles wat Hij is, door wie Hij is, door Zijn eigenschappen en voortreffelijkheden. In ons eigen streven naar de christelijke deugden van nederigheid en zachtmoedigheid mogen we God er niet om veroordelen dat Hij streeft naar zelfverheerlijking. Hij is immers geen schepsel.

Omdat God uniek is in Zijn volkomen heerlijke, volmaakte bestaan, kan Hij alleen het beste met ons voorhebben als Hij ook het beste wil voor Zichzelf. De regels van nederigheid die voor Zijn schepselen gelden, zijn op Hem niet van toepassing, omdat Hij de volmaakte Schepper is. Als God Zichzelf niet langer zou beschouwen als de bron van eeuwige vreugde, zou Hij niet langer God zijn. Hij zou de oneindige waarde ontkennen van Zijn eigen heerlijkheid. Hij zou ermee aangeven dat er iets buiten Hemzelf is dat nog meer waard is dan Hij. Met andere woorden: Hij zou afgoderij plegen.8 Niemand in het heelal is groter, luisterrijker, verhevener, volmaakter en heerlijker dan God. Als God zou doen alsof dit niet het geval is, zou dat valse nederigheid zijn, farizeïsch bedrog dat niet bij God past. Omdat Hij God is, is zelfverheerlijking Zijn grootste deugd.

Gods Naam is Zijn heerlijkheid

In de Bijbel is iemands naam vaak een kernachtige beschrijving van zijn karakter. In verband met Gods naam zien we dit geïllustreerd in Ps. 8:2: “O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is Uw naam op de ganse aarde”, en in Ps. 115:1: “Niet ons, o HEERE, niet ons, maar uw naam geef eer.” Jonathan Edwards legde uit dat Gods naam en zijn heerlijkheid “equipollenten” van elkaar zijn: ze zijn gelijk in kracht en waarde. In Ex. 33:18,19 zien we dat, als Mozes vraagt Gods heerlijkheid te mogen zien, het antwoord luidt: “Ik zal [...] de naam des HEEREN voor u uitroepen”. Gods naam en heerlijkheid slaan in de Bijbel vaak op hetzelfde. (Zie ook Jer. 13:11.) Zowel Zijn heerlijkheid als Zijn naam wijzen op Zijn voortreffelijkheid, Zijn eer, enz. (zie Deut. 26:19; Spr. 22:1). In Jer. 14:21 worden Gods naam en Zijn heerlijkheid als synoniemen gebruikt.9 Natuurlijk gaat het hier om de grote en heilige naam van God, de naam die Israël niet uit durfde te spreken. De majesteitelijke, heerlijke naam die God aan Mozes doorgaf op de berg: “Ik ben wie Ik ben”. In deze naam heeft Hij Zichzelf geopenbaard, heeft Hij ons Zijn heerlijkheid geopenbaard.

Gods volmaakte eigenschappen zijn Zijn heerlijkheid

Laten we goed onthouden dat Gods heerlijkheid niet los staat van Zijn wezen en ook niet beperkt blijft tot een zichtbaar teken. Zijn heerlijkheid is datgene waarin de majesteit van Zijn wezen wordt getoond.10 En waar zien we Zijn majesteit of heerlijkheid? Charles Ryrie legt uit dat we iets van Gods heerlijkheid kunnen zien in elk van Zijn volmaakte eigenschappen.11 Het zou verkeerd zijn om hierbij ook maar één van Zijn volmaakte eigenschappen over het hoofd te zien. Laten we enkele van Zijn eigenschappen nader bekijken, om te zien hoe ze bijdragen tot Zijn heerlijkheid en in feite Zijn heerlijkheid zijn.
(Korte Catechismus die in de Presbyteriaanse kerk wordt gebruikt) dat de mens geschapen is om God te verheerlijken. Zoals J.I. Packer zei: gebruikt in een diepere betekenis, die van de innerlijke persoonlijkheid. Een voorbeeld hiervan is Mozes, die God vroeg om een bijzondere openbaring van Zichzelf: “Doe mij toch Uw heerlijkheid zien” (Ex. 33:18). Bavinck zei: “Gods heerlijkheid duidt op de pracht en praal die onlosmakelijk verbonden is met al Gods goedheid en met alles waarin Hij Zichzelf openbaart”.12

Gods goedheid

De eerste van Gods volmaakte eigenschappen die we willen bekijken, is Gods goedheid. In Ex. 33:18,19 laat God Zijn goedheid aan Mozes voorbijgaan, wanneer deze vraagt Zijn heerlijkheid te mogen zien. Jezus’ antwoord tot de jongeling in Marc. 10:17‑22 (zie ook Luc. 18:18,19 en Matth. 19:16‑17) luidde: “Niemand is goed dan God alleen”. Deze gedeelten helpen ons iets te begrijpen van Gods goedheid, waarin Zijn heerlijkheid wordt weerspiegeld en geopenbaard.

Gods goedheid komt uit zichzelf voort. Het is geen gevolg van Zijn handelen, in de zin dat God goed geworden zou zijn door goede daden te doen. Het is juist andersom: Gods daden zijn goed omdat God goed is (Ps. 119:68). Gods goedheid vloeit ook niet uit Zijn andere eigenschappen voort, bijvoorbeeld Zijn liefde. Zelfs als God geen goede dingen zou doen, dan is Hij toch goed, omdat Hij de enige is die van oorsprong goed is. Zoals God van niemand afhankelijk is, is ook Zijn goedheid van niets en niemand afhankelijk. Zijn goedheid is oneindig en onbeperkt. We citeren Stephen Charnock: “Een eindeloze goedheid die geen grenzen kent, een goedheid die even oneindig is als Zijn wezen; niet alleen goed, maar best; niet alleen goed, maar de goedheid zelve; de uiterste en onbegrijpelijke goedheid”.13 Gods goedheid is het toppunt van goedheid (summum bonum). Wie begrijpt dat Gods goedheid volmaakt is, beseft ook dat Zijn goedheid onveranderlijk is. Zijn goedheid past zich niet aan de omstandigheden van Gods schepselen aan. God is niet goed omdat onze omstandigheden zijn verbeterd. Ook wordt Hij niet slechter naarmate onze omstandigheden verslechteren. God is goed omdat Hij goed is, punt uit. Gods goedheid blijft altijd hetzelfde (zie Ps. 52:3).


Thomas Manton somt het prachtig voor ons op:
Hij is goed van oorsprong. Alleen Hij is goed uit Zichzelf en aan Zijn goedheid is de goedheid van Zijn schepselen ontleend. God is goed door Wie Hij is. God is niet zomaar goed, Hij is de goedheid zelve. In een schepsel is goedheid een toegevoegde waarde, in God is goedheid Zijn hele wezen. God is oneindig goed. De goedheid van het schepsel is slechts klein, maar in God woont een oneindige oceaan van het goede. Zijn goedheid is eeuwig en onveranderlijk, want Hij kan niet minder goed worden dan Hij is. Niets kan aan Hem worden toegevoegd of van Hem worden afgenomen.14

God had aan ons geopenbaard dat Zijn goedheid Zijn heerlijkheid is (Ex. 33:18,19). Wanneer we dus door onze woorden, gedachten of daden afbreuk doen aan Zijn goedheid, stelen we van Zijn heerlijkheid, van de heerlijkheid die Hem toekomt. Voor Zijn andere eigenschappen geldt hetzelfde. Laten we er nog enkele in het kort behandelen.

Gods macht

Stephen Charnock wijst erop dat Gods heerlijkheid voornamelijk wordt uitgedrukt in Zijn macht. Gods macht is “de heerlijkheid van Zijn wezen”.15 We kunnen iets van Gods macht begrijpen door te kijken naar de schepping, de verlossing, Jezus’ wonderen en Gods beloften voor onze toekomst. In het boek Psalmen wordt Gods macht voortdurend bezongen. Heel Psalm 104 is een lofuiting aan God vanwege Zijn macht zoals die in het heelal wordt tentoongespreid. In Psalm 103 wordt Hij geprezen om Zijn macht over alle hemelse legers en alle aardse machthebbers. Volgens Ryrie is het voornaamste oudtestamentische gedeelte dat Gods heerlijkheid in de schepping beschrijft Ps. 19:2‑7, dat als volgt begint: “De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen”. Zie ook Ps. 72:18,19 en 93:1,2.

Waarom kan God zulke dingen doen? (Eigenlijk vertelt Hij ons dat ze een peulenschil voor Hem zijn.) Waarom aanvaardt Hij de lofprijs die Hem wordt toegezongen om Zijn macht? Omdat Hij almachtig is. Hij is God en Hij is deze lofprijs waard. Bovendien zijn Zijn geopenbaarde werken, ons beperkte verstand en inlevingsvermogen en onze lofprijs helemaal niet toereikend om al Zijn macht te tonen. Charnock schreef:
Zijn macht schittert in alles en gaat alles te boven. In Zijn wezen schuilt oneindig meer macht, macht die niet in de wereld is geopenbaard... Wat wij van Zijn macht kunnen begrijpen, is slechts een fractie van Zijn almacht. Niemand kan de omvang en grootheid van Gods macht omvatten en beschrijven. Geen schepsel kan het begrijpen, alleen God Zelf kan het begrijpen en alleen Hij kan het beschrijven. Omdat de macht van de mens beperkt is, kan hij de onbegrijpelijke almacht van God niet meten.16
 

God is de bezitter, gever en bestuurder van alle macht. Alle macht die bestaat, komt van Hem (Ps. 62:11). Niets en niemand heeft enige macht uit zichzelf, zelfs Satan niet. Alle macht die bestaat, komt van God en behoort aan Hem alleen. “Geen enkel schepsel in het heelal bezit ook maar een greintje kracht die hem niet door God is verleend. Maar God heeft Zijn macht niet van een ander gekregen en is ook niet afhankelijk van erkenning door andere machthebbers.”17 Charles Spurgeon heeft gezegd:
Gods macht komt, net als Zijn wezen, uit zichzelf voort en wordt door zichzelf onderhouden. Zelfs de machtigste man ter wereld kan niets toevoegen aan de macht van de Almachtige God... Hijzelf is de centrale bron en oorsprong van alle macht.18
Het komt van Hem en wordt door Hem beheerst tot Zijn eer en heerlijkheid.

Alles wat God heeft gedaan, toont hoe groot Zijn macht is, maar Zijn macht is geen werktuig of instrument waar Hij naar eigen goeddunken over beschikt. Stephen Charnock schreef: “God en macht zijn niet van elkaar te scheiden; we kunnen zelfs zeggen dat deze twee woorden in elkaars plaats kunnen worden gebruikt.”19 We kunnen dus zeggen: God is macht.20
  Zoals eerder gezegd, is Gods macht de heerlijkheid van Zijn wezen. Zijn macht is Zijn heerlijkheid. Wanneer we Zijn macht, of welke macht dan ook, aan een ander toewijzen (bijvoorbeeld aan Satan), hebben we Zijn heerlijkheid van Hem afgenomen en een ander geëerd.

Gods heiligheid

De laatste eigenschap van God die we willen bespreken in het licht van Gods heerlijkheid, is Zijn heiligheid. Stephen Charnock zei:
Gods heiligheid is Zijn heerlijkheid... Het duidt op het gezegende en nobele van Zijn wezen; het maakt dat Hij heerlijk is in Zichzelf en heerlijk in Zijn schepselen die iets van deze schone volmaaktheid begrijpen.21
Het voornaamste schriftgedeelte dat deze eigenschap openbaart en benadrukt, is Jes. 6:3: “Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heerscharen, de ganse aarde is van zijn heerlijkheid vol”. We zien hier dat het woord “heilig” driemaal achter elkaar wordt gebruikt. Dat geeft aan dat Gods heiligheid van uiterst groot belang is. Het vertelt ons iets belangrijks over Gods heiligheid, namelijk dat deze oneindig en volmaakt is. Heiligheid is Gods enige eigenschap die in de Bijbel zo sterk wordt uitgedrukt en het gebeurt zelfs tweemaal: in Jes. 6 en in Opb. 4:8.

We mogen daarom zeggen dat Gods heiligheid boven Zijn andere volmaakte eigenschappen staat. Zoals Charnock zei, is Gods heiligheid de “heerlijkheid van alle andere eigenschappen en de heerlijkheid van God”.22 En ook:
Dit [Gods heiligheid - TA] is de kroon van al Zijn eigenschappen, de bezieling van al Zijn verordeningen, de glans van al Zijn daden. Alles wat door Hem wordt verordend, alles wat door Hem wordt gedaan, is waardig om deze eigenschap te eren.23
We kunnen dus zeggen dat Zijn wijsheid een heilige wijsheid is, Zijn gerechtigheid een heilige gerechtigheid, Zijn liefde een heilige liefde, enz.


Heiligheid is de heerlijkheid van Gods wezen en een eigenschap die alleen God bezit. Als een van Zijn eigenschappen niet heilig zou zijn, zou die eigenschap niet van God zijn, want God is heilig. Een niet helemaal heilige eigenschap kan geen eigenschap van God zijn. Alles wat Hij is, is heilig. Zijn heiligheid is niet afgeleid van een andere eigenschap: God is niet heilig omdat Hij heiligheid bezit. God is heilig uit Zichzelf. God is heilig en niemand is als Hij. Alle andere heiligheid is afgeleid van Zijn heiligheid en steekt er ongunstig bij af. Iemand zei eens dat het vergelijken van de heiligheid van God met die van Zijn schepping is als het vergelijken van het licht van de zon met dat van een gloeiworm. Gods heiligheid is onvergelijkelijk:
Gods heiligheid is niet gewoon een oneindige verbetering van het beste dat wij kennen. We kennen niets dat lijkt op Gods heiligheid. Het is volkomen anders, uniek, ontoegankelijk, onbegrijpelijk en onbereikbaar. De natuurlijke mens is er blind voor... hij kan zich Zijn heiligheid zelfs niet voorstellen.24
Wanneer we worden geconfronteerd met Gods heiligheid, kunnen we slechts doen als de profeet Jesaja, namelijk op onze knieën vallen en roepen: “Wee mij, ik ga ten onder!”.

Onze conclusie ligt voor de hand. God is de enige, oorspronkelijke, absoluut Heilige. Zijn heiligheid is Zijn heerlijkheid. Als we Hem niet benaderen als de Heilige, als we Hem niet aanbidden in heiligheid, als wij (Zijn nieuwe schepping in Christus) geen heilige levens leiden, doen we afbreuk aan Zijn heerlijkheid, aan de heerlijkheid die Zijn naam toekomt.

Conclusie

De eigenschappen die we hebben besproken, zijn slechts een kleine selectie uit de volmaakte eigenschappen van de Almachtige God. We kunnen in het korte bestek van dit onderzoek niet ingaan op Zijn alwetendheid, Zijn soevereiniteit, Zijn gerechtigheid, Zijn onveranderlijkheid en Zijn vele andere eigenschappen. Toch hebben we door deze drie eigenschappen te bekijken de conclusie kunnen trekken dat Gods volmaakte eigenschappen (zowel gezamenlijk als elk afzonderlijk) Zijn heerlijkheid zijn. Ze omschrijven Zijn heerlijkheid, ze vertegenwoordigen Zijn heerlijkheid, ze wijzen op Zijn heerlijkheid en ze openbaren Zijn heerlijkheid. Ook geven ze Hem alle eer en heerlijkheid. Jonathan Edwards zei:
Als wij God niet bekendmaken, Hem niet gehoorzamen, niet op Hem reageren in de volheid van Zijn volmaakte eigenschappen die in Zijn naam zijn vervat, dan doen we afbreuk aan Zijn heerlijkheid.25
Als we ook maar één van Zijn eigenschappen anders weergeven dan deze in werkelijkheid is, zijn we niet echt aan God onderworpen in onze theologie of in ons leven, en geven we Hem niet de heerlijkheid die Zijn naam toekomt.

Gods schepping is Zijn heerlijkheid

Johannes Calvijn beschrijft hoe Gods heerlijkheid tot uitdrukking komt in Zijn schepping:
... toen Hij het heelal schiep, bracht Hij de schoonheid voort waardoor Hij ons Zijn heerlijkheid toont, wanneer en waarheen we ook kijken... Het uitgebreide en prachtige systeem van het heelal in al zijn grootheid kan niet in één oogopslag worden aanschouwd zonder dat we volledig overweldigd raken door de grenzeloze kracht van haar glans.26

De psalmist, de profeet en ook God Zelf verwijzen vaak naar de natuur wanneer ze Gods heerlijkheid willen belijden, bekendmaken of tot uitdrukking brengen. In Ps. 19:2 staat: “De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen”. Calvijn verwijst in zijn commentaar op Psalm 19 naar “de pracht van de hemelen, die als een hoogleraar theologie spreekt over Gods heerlijkheid”. In Psalm 8 aanbidt David de Heere terwijl hij nadenkt over “uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die Gij bereid hebt”. Dit is de reden waarom God alles maakte: Hij wilde Zichzelf openbaren en Zijn heerlijkheid tonen. Zelfs het menselijk lichaam is een bewijs van Gods heerlijkheid in de schepping. God wordt geopenbaard als de Schepper van zelfs onze “nieren” (inwendige organen), toen Hij ons vormde in de buik van onze moeder. Omdat de psalmist dit inzag, prees hij zijn Schepper: “Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken” (Ps. 139:14).

God openbaart Zichzelf aan Job en zijn vrienden, door retorische vragen te stellen over de schepping (Job 38‑41). Hetzelfde doet Hij door middel van de profeet Jesaja (40:12). In het Nieuwe Testament is het Johannes die ons vertelt dat alles wat bestaat door God is geschapen (Joh. 1:1‑3). Paulus vertelt ons in Col. 1:16: “alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen”. Dit betekent dat alles is gemaakt voor Gods doeleinden. En Zijn grootste doel is Zichzelf te verheerlijken. We kunnen het daarom eens zijn met Calvijn, die zei: “er is geen plek in het heelal waar men niet ten minste enkele sprankjes van Zijn heerlijkheid kan ontwaren”.27

God openbaart Zichzelf zo duidelijk in de schepping, omdat Hij Zijn heerlijkheid wil openbaren (zie bijv. Rom. 1:19‑20). Jonathan Edwards verklaart dat Gods voornaamste doel met de schepping Hijzelf was. Ook zegt Edwards dat Gods voornaamste doel Zijn eigen heerlijkheid is.28 Omdat Hij de God der heerlijkheid is, schiep Hij in, vanuit, met en door Zijn heerlijkheid. Edwards legt verder uit dat de schepping een voortvloeisel is van Gods eigen heerlijkheid en voortreffelijkheid.29

Daarom is Gods heerlijkheid zo sterk in de schepping waarneembaar, dat we het kunnen aanwijzen en ervaren, zij het in verkleinde vorm. De schepping is uit Zijn heerlijkheid voortgevloeid en bestaat om op Zijn heerlijkheid te wijzen. In die zin kunnen we ook zeggen dat de schepping Zijn heerlijkheid is.

Christus is de heerlijkheid van de Vader

Johannes vertelt ons dat het Woord God was (Joh. 1:1). Verderop in zijn Evangelie noemt hij Jezus Christus “de eniggeboren Zoon van God” (Joh. 1:14,18; 3:16,18). In deze gedeelten zegt Johannes duidelijk dat Jezus God is. De apostel Paulus schrijft dat Jezus “het beeld” is “van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping” (Col. 1:15). Deze verwijzing van Paulus naar Christus’ goddelijkheid komt overeen met de gedeelten uit Johannes die we eerder bespraken.30 Paulus vertelt ons meer over Jezus’ goddelijkheid in zijn uiteenzetting over de incarnatie van Christus: “die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht” (Fil. 2:6). De schrijver van de Hebreeënbrief zegt dat Jezus “de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen” is (Hebr. 1:3). De Bijbel leert dus duidelijk dat Jezus God is. John Piper vat het als volgt voor ons samen:
De Zoon in wie de Vader een welbehagen heeft, is het beeld van God en de afstraling van Gods heerlijkheid. Hij draagt de afdruk in Zich van Gods wezen en is de vorm van God. Hij is gelijk aan God en volgens de apostel Johannes is Hij God.31

Dwight Pentecost legt uit dat de apostel Johannes de heerlijkheid van de Zoon en die van de Vader aan elkaar gelijkstelt: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid” (Joh. 1:14). Jezus en de Vader zijn aan elkaar gelijk. Jezus’ heerlijkheid en de heerlijkheid van de Vader zijn aan elkaar gelijk.32 Jezus is de heerlijkheid van de Vader.


Christus vertelde wat Zijn einddoel was, toen Hij Zich tegenover de Joden verdedigde: “Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar wie de eer van zijn zender zoekt, die is waar en er is geen onrecht in hem” (Joh. 7:18). Edwards verklaart dat we vanuit de tegenstelling in dit vers mogen concluderen dat “het Christus’ einddoel was, de heerlijkheid te zoeken van Degene die Hem gezonden had.”33 In Zijn hogepriesterlijk gebed zei Jezus: “Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven had” (Joh. 17:4). Dit is een vrijmoedige uitspraak, die alleen gedaan kon worden door de Zoon van God. Hij had de Vader reeds verheerlijkt in alles wat Hij had gedaan: in al Zijn woorden, daden, wonderen, houdingen en motivaties... in alles. Hij heeft inderdaad de Vader doen kennen (Joh. 1:18) en Hem verheerlijkt in Zijn werken.

Toen het moment naderde waarop Hij gedood zou worden, verklaarde Hij specifiek wat het doel was van Zijn komst. Hij liet merken dat Hij het smartelijk vond dat Hij zou lijden, maar maakte ook duidelijk dat Hij erop vertrouwde dat Zijn doel bereikt zou worden: Gods verheerlijking (Joh. 12:27‑28). Ook ontving Hij van de Vader de verzekering dat Hij inderdaad Zijn plan zou uitvoeren: “Ik heb U verheerlijkt en zal U verheerlijken”. Ook in Christus’ allerlaatste gebed met de discipelen voordat Hij werd gearresteerd en omgebracht, uitte Hij Zijn voornaamste doel: “Vader, de ure is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke...” (Joh. 1:17) We kunnen dus uit de Bijbel opmaken dat Christus’ voornaamste en uiteindelijke doel bij Zijn vleeswording, in Zijn werken en in Zijn dood was: de Vader verheerlijken.34

John Piper zegt: “Gods grootste welbehagen is Zijn welbehagen in de Zoon.”35 Dit kan alleen waar zijn als Christus de heerlijkheid van de Vader is. Daarom is Christus de Enige die God ten volle kan verheerlijken.


De gemeente is de heerlijkheid van de Vader

Een zegenbede die vaak in de kerk wordt aangehaald, is Ef. 3:20‑21: “Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen.” Zoals we zagen, is het belangrijkste doel van de mens: God verheerlijken. Dit geldt ook voor de gemeente. Bovendien is het niet alleen zo dat God in de gemeente verheerlijkt behoort te worden, maar Hij is de heerlijkheid van de gemeente. Dit betekent dat er in verband met Gods heerlijkheid twee dingen zijn die we moeten beseffen. Het betekent dat God verheerlijken het enige doel en de belangrijkste taak hoort te zijn van de gemeente van de Heere Jezus Christus. Het betekent ook dat de gemeente alleen maar waarde heeft of heerlijkheid geniet in God, omdat Hij haar heerlijkheid is. We willen hier kort op ingaan.

Als we zeggen dat het doel van de gemeente is: God verheerlijken, bedoelen we met het woord “gemeente” alle ware gelovigen in de kerk. De opdracht die de apostel Paulus aan de kerk in Corinthe gaf, was ook een opdracht voor de leden van de kerk persoonlijk: “Of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet, doet het alles ter ere Gods” (1 Cor. 10:31). Richard Baxter legt in Christian Directory uit dat God verheerlijken inhoudt dat we Zijn heerlijkheid of Zijn glorie op ons in laten werken, erover nadenken en haar verkondigen.36 Baxter zegt daarom dat we God moeten verheerlijken in ons hart, onze gedachten, onze woorden en ons leven.


Hoe kunnen we God verheerlijken in onze harten? Baxter geeft de volgende raad:
Doe afstand van alle goddeloze voorstellingen en gedachten over God en denk voortaan geen onjuiste, ongepaste of kleinerende dingen over Hem; denk niet dat u Hem kunt begrijpen maar bewonder Hem vol eerbied. Denk aan Hem als de Ondoorgrondelijke en Oneindige. Als Satan u in de verzoeking brengt geringschattend over iets in God te denken of eerbied te hebben voor één van Zijn eigenschappen maar niet voor de andere, weersta die verzoeking dan... 37

Dit is iets wat de gemeente van vandaag vaak en luid dient te horen. In onze overdenkingen over God hebben we Hem begrijpelijk gemaakt, om ons meer op ons gemak te kunnen voelen in Zijn aanwezigheid. Hij is echter de Ondoorgrondelijke en hoewel Hij Abba Vader is, is Hij ook Degene die boven alles staat en Die we nooit ten volle zullen kennen of begrijpen. Vaak denken we aan Zijn liefde, maar vergeten we Zijn toorn. We denken aan Zijn genade, maar vergeten Zijn gerechtigheid. Als we denken aan Zijn soevereiniteit, Zijn kennis en Zijn macht, doen we deze eigenschappen vaak veel kleiner lijken dan ze eigenlijk zijn. Veelal erkennen we namelijk niet dat Hij alle macht heeft en alles weet, maar beperken we Hem in onze gedachten en daardoor ook in ons leven. Daarom gaan we denken dat wij, Zijn schepselen, Hem kunnen veranderen en tegen Zijn plan kunnen ingaan. Wie dit doet, gedraagt zich hooghartig en laatdunkend en weigert God de eer te geven die Hem toekomt. Zoals Baxter al zei, is dit godslasterlijk. Laten we God in onze gedachten beleven als de heerlijke Vader, die ondoorgrondelijk is in Zijn oneindige voortreffelijkheden en Hem waarlijk verheerlijken in ons hart.

We verheerlijken God ook met onze woorden. De opvallendste manier waarop we God verheerlijken, is natuurlijk onze lofprijs. Baxter zegt: “God prijzen om Zijn alles te boven gaande voortreffelijkheden is het geweldigste dat de tong van mensen of engelen ooit kan doen.”38 Lofprijs is eenvoudig het prijzen van Gods grootheid, majesteit, enz. Onze lofprijs voegt niets toe aan Zijn volmaakte eigenschappen, maar is een manier om ze te verkondigen. God wordt verheerlijkt door onze lofprijs.

De kerk behoort te onderzoeken of haar aanbidding, de lofprijs van onze lippen, werkelijk God de eer geeft. We dienen onze liederen, gebeden, getuigenissen en preken te doorzoeken op leerstellige fouten en zinloze herhaling. We dienen te zorgen dat onze aanbidding op God is gericht en dat onze lofprijs ware lofprijs is.

Ten slotte dienen we God te verheerlijken met ons leven. Nogmaals een uitleg van Baxter:
Ons leven verheerlijkt God, wanneer Zijn voortreffelijkheden er zichtbaar in aanwezig zijn, namelijk wanneer we heilig en godvruchtig leven, wanneer we ons leven zodanig leiden, dat de wereld ziet dat we bovenal God respecteren en dat al onze bekwaamheden en activiteiten het stempel “DEN HEERE HEILIG” dragen. Hoe meer door ons leven duidelijk wordt over God, des te voorbeeldiger ons leven is, verheven boven het vleselijke, wereldse leven.39


Het lijkt me zinvol om hier 1 Cor. 10:31 opnieuw aan te halen: “Of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet, doet het alles ter ere Gods”. Want onze gehoorzaamheid, onze dienst, ons geloof, onze integriteit, onze reinheid, onze omgang met de wereld... alles wat we doen, dient te zijn tot eer van God. Dit is niets minder dan de vrucht van gerechtigheid die is tot eer en prijs van God (Fil. 1:11). Zoals Baxter zei: “Soms wordt ermee [met Gods heerlijkheid] bedoeld de wijze waarop Gods volmaakte eigenschappen zichtbaar zijn in Zijn schepselen.”40 In deze zin is de gemeente, de bruid van Christus, Gods heerlijkheid.

Ik denk dat het nuttig is om af te ronden met het noemen van een aantal manieren waarop we God kunnen verheerlijken41: zonde belijden, geloven, vrucht dragen, ons afzetten tegen alles wat afbreuk doet aan Gods heerlijkheid, tevreden zijn, ijveren voor Zijn naam, Zijn waarheid verkondigen, arbeiden in het Evangelie, lijden voor Hem, een heilig leven leiden.

Ten slotte is het belangrijk dat wij, de gemeente van de Heere Jezus Christus, begrijpen dat God onze heerlijkheid is (Ef. 3:21). Zoals Richard Baxter zei: “God is de ware heerlijkheid van iedere persoon, ieder ding, ieder woord en iedere daad in ons leven.”42 Daarom zou de kerk in de eerste plaats moeten streven naar het kennen en verheerlijken van God op alle bovengenoemde wijzen. Wanneer Hij wordt verheerlijkt, wordt op haar beurt de kerk verheerlijkt. Zonder Hem is er voor ons geen heerlijkheid. Hij alleen is onze heerlijkheid. Het is Christus’ gebed voor ons (Joh. 17:22). Het is onze roeping (1 Thess. 2:14).

Het is juist op dit punt dat wij, de bijbelgetrouwe kerken, ons voornaamste doel vaak hebben verzaakt. Secundaire zaken zijn primair geworden en primaire zaken secundair. Het is natuurlijk ons verlangen om God te verheerlijken in ons leven en in de kerk, maar we merken dat we “knielen bij het verkeerde altaar”. In plaats van ons doel na te streven door middel van gedegen theologie en bijbelse waarheid, zoeken we het in structuur en methodologie.43 We zijn aan het ‘winkelen’ in de ‘supermarkt’ van het moderne denken en schaffen seculiere antwoorden aan voor de vragen waar we mee zitten. In de kerk is dit zichtbaar in onze evangelisatiemethode en ‑boodschap, onze bedieningen, ons budget, onze prediking en onze samenkomsten. In ons persoonlijk leven is het zichtbaar in de manier waarop we ons geld besteden, in ons geven, in onze Stille Tijd, in onze persoonlijke en zakenrelaties en in onze dienstbaarheid aan de Heere. We zijn slaven geworden van productiviteit en succes zoals de wereld ze voorstelt. Daarom raken we vaak gefrustreerd en verward en vragen we ons vaak af waarom God onze arbeid voor Hem niet beloont.

Het eerste dat we moeten doen, is zorgen dat God verheerlijken ons hoofddoel wordt. Niet de opbouw van de ker
k of een succesvolle bediening is het hoofddoel. Als dat eenmaal duidelijk is, dienen we ons af te vragen welke weg God (en niet de effectenbeurs of de gemeentegroeibeweging) heeft gewezen waarop we Hem mogen verheerlijken. Voor elk van ons is het voor de hand liggende antwoord te vinden in Gods Woord. Alleen de Bijbel is Gods heilige en geïnspireerde Woord, dat nuttig is om te onderrichten en ons te leiden in het verheerlijken van God (2 Tim. 3:16,17; 1 Petr. 1:21). Zoals Thomas Watson al zei: “De twee Testamenten zijn de twee lippen waarmee God tot ons heeft gesproken.”44

Laten we daarom terugkeren naar de theologie: naar het zoeken van God en naar alles wat Hij ons door Zijn Woord openbaart. Laten we in de eerste plaats theoloog zijn (want wij zijn allen theologen) in plaats van activist. Laten we zoeken naar de God van de Bijbel en naar Zijn heiligheid, in plaats van ons af te vragen welke methode van christelijk activisme ‘werkt’ (of schijnt te werken). Dan, en alleen dan, kan van de kerk en van onszelf worden gezegd: “Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen.”

Overgenomen uit: Reformation & Revival Journal.
Vertaling: Marjolein Turner‑Prins.


 

 1. Thomas Watson, Body of Divinity, p. 4.
 2. Packer, "The Glory of God", New Dictionary of Theology, p. 272.
 3. Harrison, "Glory", Baker's Dictionary of Theology, p. 236.
 4. Ibid.
 5. Ibid.
 6. Packer, Ibid, p.271
 7. Piper, Desiring God, p. 31.
 8. Ibid. p36.
 9. The Works of Jonathan Edwards Vol. 1 [Edinburgh: The Banner of Truth Trust], p. 118.
 10. Harrison, Ibid., p. 236.
 11. Ryrie, Transformed by His Glory, p. 57.
 12. Bavinck, The Doctrine of God, p. 248.
 13. Charnock, Discourses upon the Existence and Attributes of God, 2:10.
 14. Geciteerd in Pink, Gleanings in the Godhead, p. 55.
 15. Charnock, Ibid., 2:10.
 16. Ibid.
 17. Pink, Ibid., p. 47.
 18. Geciteerd in Ibid
 19. Pink, Ibid., p. 11.
 20. Laten we dit opvatten in de christelijke, bijbelse betekenis, zoals we ook de uitspraken "God is goed" en "God is liefde" zouden opvatten. Het mag niet worden verward met het concept van kracht of macht zoals dat heerst in de pantheïstische godsdiensten, waarin alles God en God alles is.
 21. Charnock, Ibid., 2:110.
 22. Ibid. 2:113.
 23. Ibid, 2:114.
 24. Tozer, The Knowledge of the Holy, p. 111.
 25. Edwards, Ibid., 1:118.
 26. Calvijn, vertaald uit de Engelse editie van zijn werken: The Institutes of the Christian Religion I.V.1.
 27. Ibid.
 28. Edwards, Ibid., 1:98, 109.
 29. Ibid. 1:104.
 30. "Eerstgeborene in dit gedeelte betekent dat Jezus ‘de meest vooraanstaande' is, ‘degene met de allerhoogste waardigheid', ‘degene die op de eerste plaats staat in tijd en rangorde'." Zie Piper, The Pleasures of God, pp. 35‑37.
 31. Ibid. p. 37.
 32. Pentecost, The Glory of God, p. 74.
 33. Edwards, Ibid., 1:110.
 34. Dit betekent niet dat het Christus' doel niet was om Gods reddingsplan uit te voeren, of dat de verlossing door Hem niet tot Gods eer en heerlijkheid is. Toch was onze verlossing niet Christus' allerhoogste doel. Alleen het verheerlijken van de Vader was Zijn hoogste doel, want dat is ook het hoogste doel van de Vader.
 35. Piper, The Pleasures of God, p. 31,
 36. P. 146. Dit is deel 1 van The Practical Works of Richard Baxter (uitgever Soli Deo Gloria). Lezers die zoeken naar "vast voedsel" doen er wel aan dit artikel te lezen. We moeten ons hier beperken tot een oppervlakkige samenvatting, het artikel zelf gaat veel dieper en is zeker de moeite van het lezen waard.
 37. Ibid. vanaf p. 146.
 38. Ibid. p. 147.
 39. Ibid. p. 151. 
 40. Ibid. p. 146.
 41. Watson, p. 401.
 42. Baxter, p. 151.
 43. Zie Michael Horton, red., Power Religion, p. 145.
 44. Watson, p. 18

 


© 1999 George Whitefield Stichting