Sociaal-maatschappelijke aspecten van het Evangelie in kerkhistorisch licht

Peter Burgers

Dit artikel is het eerste in een reeks van artikelen, die een kerkhistorische verhandeling bevat over de sociaal-maatschappelijke aspecten van het Evangelie. We beperken ons daarbij tot de evangelische stroming binnen het christendom. De volgende vragen staan daarbij centraal:
- welke zijn de (theologische) wortels van de evangelische beweging?
- hoe was de sociaal-politieke opstelling van de evangelische beweging en haar voorlopers?
- is de a-politieke of behoudend-politieke houding van de evangelischen een afbuiging?
- wat heeft dit alles de evangelische beweging nu te zeggen?

In dit artikel wordt het onderwerp kort ingeleid en wordt vervolgens ingegaan op de vraag welke de (theologische) wortels zijn van de evangelische beweging. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de studie van drs. E.W. van der Poll "Sociaal Reveil - Evangelischen in de samenleving, vroeger en nu"1.

De relatie tussen Woord en daad

Woord en daad horen bij elkaar. De Heere Jezus zelf noemt het als een wezenlijk onderdeel van het grootste gebod: "Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Marcus 12:31). Als Paulus afscheid neemt van de oudsten te Efeze roept hij hen op zich de zwakken aan te trekken en zich de woorden van de Heere Jezus te herinneren, die zelf gezegd heeft: "Het is zaliger te geven dan te ontvangen" (Handelingen 20:35). En de apostel Jakobus stelt het heel duidelijk: "Het geloof zonder de werken is dood" (Jakobus 2:20).

Het christendom is geworteld in het Woord van God. De daden van christenen door de eeuwen heen vonden hun oorsprong, hun wortels in datzelfde Woord van God. Voor velen was er geen verschil in de prediking van het Woord en de praktische uitwerking daarvan in het dagelijks leven. Zo stelde de bekende opwekkingsprediker Charles Finney rond 1835: "Ieder christen is per definitie een sociaal hervormer". En de niet minder bekende John Wesley stelde: "Er is bij mij een diepe verbondenheid tussen mijn godsdienstige en mijn politieke opstelling".

Het is noodzakelijk zich af te vragen of de hierboven geschetste vanzelfsprekende relatie tussen Woord en daad ook in onze tijd nog geldt. Want onderzoek naar die relatie zou wel eens aan het licht kunnen brengen dat deze nu niet meer bestaat of een andere invulling heeft gekregen. En als dat zo is, dan moet de vraag gesteld worden of wij ons op dit punt niet moeten bekeren.

Afbuigingen in de kerkgeschiedenis

Door de hele kerkgeschiedenis heen zijn er vernieuwings- of tegenbewegingen geweest, als de balans tussen woord en daad uit evenwicht raakte. Telkens ontstonden er tegenreacties op afbuigingen van de kerk. Deze afbuigingen konden bestaan in:
- het verliezen van momentum: wegebbend elan, het wegvallen van het getuigenis, doodbloeden van bewegingen, uitdoving van geestkracht, verstarring, afglijden;
- het doorschieten in radicaliteit: militantisme, het grijpen naar wapens, het grijpen naar geweld als middel om veranderingen door te voeren;
- het doorschieten in afscheiding: quiëtisme, separatisme, zelfgekozen isolement, wereldmijding.

Helaas konden ook de tegenbewegingen - evenals de kerk, die zij bekritiseerden - weer op dezelfde manier afglijden en afbuigen.

Van vernieuwingsbewegingen tot evangelische beweging

Al in de eerste eeuwen van de kerk zien we vernieuwingsbewegingen, die als reactie op de koers van de kerk ontstaan. We moeten daarbij denken aan het Marcionisme en het Montanisme. In de middeleeuwen zien we de opkomst van de armoedebeweging, de bedelorden, de ketterbewegingen (o.a. de katharen, albigenzen en waldenzen). Daarna in de tijd van de Reformatie, de radicale reformatie, de beweging van de anabaptisten, de mennonieten, de hutterieten en de quakers. Aan het eind van de 17-de eeuw zien we het puritanisme. In de 18-de eeuw zijn er de opwekkingsbewegingen (de nadere reformatie, het piëtisme, de moravische beweging,  het methodisme en de Awakenings). Vanaf 1740 spreken we over de evangelische beweging als overkoepelde term voor het voortgaande piëtisme en de opwekkingsbeweging in de Engelstalige wereld. Tegenwoordig spreekt men vaak van "Evangelicals" en dit toont wel aan hoe groot de Angelsaksische invloed binnen de evangelische beweging is.

De wortels van de evangelische beweging

De theologische wortels van de evangelische beweging gaan - via het puritanisme - terug naar de protestantse reformatie van de 16-de eeuw. Veel van de eerste generatie leiders van de Evangelicals waren overtuigde Calvinisten, die ervan uitgingen dat de verspreiding van het Evangelie significante maatschappelijke consequenties met zich meebracht. David Smith  spreekt in dit kader van "world-transformative christianity"2.

Richard Lovelace heeft in zijn uitvoerige studie over de evangelische vernieuwingsbewegingen (Dynamics of Spiritual Life) gesteld dat de evangelische beweging voor wat betreft de geestelijke kenmerken (de geloofsbeleving en de levensheiliging) aansluit bij 'de mystieke en ascetische tegencultuur in de middeleeuwen en de vroege kerk'. Het gaat daarbij om die bewegingen die hierboven al genoemd zijn: de kloosterorden, armoedebewegingen, ketterbewegingen en vroomheidsbewegingen.

De radicale reformatie en de anabaptisten-beweging in de 16-de eeuw waren het resultaat van het links laten liggen van de armen, aldus Howard Snyder in zijn boek "Het probleem van de wijnzakken"3. Volgens Snyder werd zowel in de middeleeuwse tegenbeweging als in de radicale reformatie het principe van 'het evangelie voor de armen' in praktijk gebracht. Later keerde dit principe terug in de evangelische opwekkingsbewegingen van de 18-de eeuw.

De teloorgang van de daad

Terecht merkt David Smith in zijn boek "Transforming the World?" op, dat de evangelische beweging sinds het midden van de 19-de eeuw geen homogene beweging meer is: "We might almost speak of a variety of evangelicalisms". Smith beschrijft hoe de visie van het Evangelie als een goddelijke kracht die een sociaal-maatschappelijk transformatie teweeg kan brengen in de loop van de tijd is vervaagd. Met de komst van het modernisme in de tweede helft van de negentiende eeuw verloor de evangelische beweging zijn daadkracht. In plaats van dat de evangelische beweging het modernisme transformeerde, werd het zelf in grote mate veranderd onder invloed van het modernisme.

Het jaar 1865 kan gezien worden als een markeringsmoment. Vanaf 1865 zet zich een ontwikkeling in van toenemende versplintering, toenemende verburgerlijking en toenemend quiëtisme. De kerk als gezaghebbend instituut verliest terrein en ook de evangelische beweging is rond de eeuwwisseling in een impasse terechtgekomen. Er is sprake van grote verdeeldheid en versnippering. Via de zending wordt deze verdeeldheid ook naar de Derde Wereld geëxporteerd. Ondanks de groei van de evangelische beweging in de vijftiger en zestiger jaren van de 20-ste eeuw lijkt de tijd van de grote opwekkingen voorgoed voorbij.

Terug naar de wortels

Smith hoopt dat de moderne evangelischen opnieuw aandacht gaan schenken aan hun wortels en opnieuw gaan zoeken naar mogelijkheden om de wereld te transformeren. Van der Poll pleit voor een fundamentele theologische bezinning binnen de evangelische beweging. Als zij het sociaal-politieke engagement weet te integreren en te verbinden met de haar zo kenmerkende visie op de Schrift, bekering en toekomstverwachting, dan treedt zij in de voetsporen van de bekende evangelicals uit het verleden, zoals Wesley, Finney, Wilberforce en anderen.


1. Drs. E.W. van der Poll, Sociaal Reveil - Evangelischen in de samenleving, vroeger en nu, tussen isolement en sociale aktie, [Voorhoeve (Verbo), Den Haag, 1984] 
 2.  David W. Smith, Transforming the World? The Social Impact of British Evangelicalism, [Paternoster Press, 1998]
 3.  Howard A. Snyder, Het probleem van de wijnzakken, de structuur van de kerk in een eeuw van techniek, [Gideon, Hoorbnaar, 1977]

© 2002 George Whitefield Stichting.