Door dr. P. de Vries

 Volgens meerderen is Christmas Evans de grootste prediker die de baptisten in Groot-Brittannië ooit gehad hebben. Dat oordeel prikkelt de nieuwsgierigheid. Bunyan en Spurgeon mogen we toch rekenen tot de groten in het koninkrijk der hemelen? Wie kent niet de namen van deze beide grote Britse baptisten?! Als Christmas Evans als prediker zelfs deze mannen overtrof, dan moet hij wel een man geweest zijn met buitengewone gaven. Toch is zelfs zijn naam velen onbekend. Zo ligt dat niet alleen buiten Groot-Brittannië maar ook daarbinnen.

evans christmas
Wie was Christmas Evans? Hij werd op 25 december van het jaar 1766 in het dorpje Ysgarwen in Wales geboren. Vandaar zijn naam. Zijn ouders waren zeer eenvoudige mensen. Hij was nog maar heel jong, toen hij zijn vader reeds moest missen. Het viel voor zijn moeder niet mee om het hoofd boven water te houden. Groot was de vreugde van zijn moeder toen haar broer aanbod de zorg voor Christmas op zich te nemen. In ruil daarvoor moest zijn neefje hem dan helpen bij het werk op de boerderij. Zes jaar bleef Christmas bij zijn oom. Het waren jaren van verdriet en ellende. Zijn oom, een dronkaard die alleen maar bedacht was op eigen voordeel, buitte hem uit zo veel hij maar kon. Zonder God en zonder hoop groeide hij op. Op zeventienjarige leeftijd verliet hij zijn oom om elders als boerenknecht te gaan werken. Te Llwynrhydowen kwam hij onder het gehoor van een presbyteriaans predikant met de naam David Davies. Dat was een zeer beminnelijke man, maar in de leer was hij niet bepaald helder. Zo had hij afwijkende gevoelens ten aanzien van de persoon van Christus. Toen hij op oudere leeftijd onder het gehoor geweest was van William Williams, een bekend calvinistisch prediker, was zijn commentaar: "Als deze preek waar is, dan ziet het er voor velen van ons niet goed uit." Dat nam niet weg dat in de jaren 1782/1783 in zijn gemeente een opwekking plaatsvond. Meerdere jonge mensen werden in het hart geraakt, waaronder ook Christmas Evans. Zelf heeft hij er het volgende van gezegd: "Wat van het merendeel van deze jonge mensen terecht is gekomen, heb ik nooit geweten, maar ik hoop dat Gods genade hen gevolgd heeft zoals bij mij het geval was, de geringste van hen allen."

Over zijn omkeer heeft Christmas Evans op zijn oude dag het volgende meegedeeld: "De angst om onbekeerd te sterven hield me reeds van mijn jeugd af bijzonder bezig, en dit besef liet me niet los, tot ik ertoe gebracht werd op Christus te rusten. Dit alles ging gepaard met enige kennis van de Verlosser, en nu, in mijn zeventigste levensjaar, kan ik niet ontkennen dat deze bezorgdheid de dageraad van de dag der genade was, hoewel vermengd met veel duisternis en onkunde." Christmas Evans had nauwelijks enig onderwijs genoten, maar hij was wel buitengewoon leergierig. Na zijn omkeer las hij het ene boek na het andere. Dit viel David Davies op en gaf daarom aan zijn jonge gemeentelid een half jaar lang onderwijs. Al spoedig ontstond bij Christmas Evans de begeerte het Woord te verkondigen. Omdat hij geen universitaire opleiding genoten had, waren de presbyteriaanse kansels voor hem gesloten. Daartoe aangespoord door anderen sprak hij bij gebedssamenkomsten in boerderijen een stichtelijk woord. Zijn eerste preek had hij overgenomen uit het boek Thesaurus Theologicus van bisschop Beveridge. De preek maakte indruk, maar dat was over toen een boer die onder zijn gehoor zat, thuisgekomen de preek terugvond in het bewuste boek. Toch had de boer nog enige hoop voor de jonge prediker, omdat het gebed zeker niet minder geweest was dan de preek. Had hij geweten dat ook het gebed overgenomen was en wel uit een verzameling gebeden van Griffith Jones, dan was zijn oordeel wellicht minder gunstig geweest. Christmas Evans volhardde overigens in zijn gewoonte preken van anderen uit het hoofd te leren. Toch bevredigde dit hem niet. Hij voelde dat er op deze wijze geen kracht van zijn prediking uitging. Daarom nam hij het besluit om zonder enige voorbereiding over een tekst te spreken. Het moest echter ervaren dat dit de zaak verergerde in plaats van verbeterde. Door dit alles werd hij geweldig heen en weer geslingerd. Aan niemand durfde hij zijn gemoedstoestand voor te leggen uit angst dat men zou concluderen dat hij nog onbekeerd was en dat praatje de hele omgeving door zou gaan.

Christmas Evans kerkte intussen niet meer bij David Davies. Tegen diens prediking had hij steeds meer bedenkingen gekregen. De teneur daarvan was mensen te staven in hun eigengerechtigheid. Christmas Evans worstelde daarentegen met zijn eigen verdorvenheid. Hij voelde zich in toenemende mate aangetrokken tot hen die de leer van vrije genade beleden. Door contacten met een vriend sloot hij zich aan bij de calvinistische baptistengemeente van Aberduar en Timothy Thomas, de predikant van deze gemeente, doopte hem op belijdenis van zijn geloof, al was hij zelf bang dat hij nog niet vrij was van arminiaanse smetten. Timothy Thomas had in tegenstelling tot David Davies een heldere kijk op de leer van zaligheid en het behoeft ons daarom niet te verwonderen dat Christmas Evans nu meer bevestigd werd in de waarheid. Vanaf het begin van zijn omkeer was hij begiftigd met een geest van gebed. Hij heeft daarvan het volgende gezegd: "Ernst in het gebed groeide in mij, hoewel ik vaak bevreesd was dat er niets van over zou blijven. Toch werd het nooit volledig uitgeblust, ook niet in die dagen dat ik nauwelijks besefte dat de verdiensten van Christus de enige pleitgrond zijn zonder enige verwijzing naar iets van onszelf. Nadat ik ging verstaan en gevoelen, dat de gerechtigheid van Christus de enige grond van aanneming voor God vormde, was ik in staat bij alle gevoel van onwaardigheid met een sterker vertrouwen tot Hem te naderen. De christen moet een rots om te rusten in de verdiensten van de Zaligmaker hebben; en hier vindt hij een Schuilplaats tegen de vloed en verberging tegen de wind."

Op 23-jarige leeftijd werd Christmas Evans door de calvinistische baptisten aangesteld tot "missionary" (wij zouden zeggen evangelist) van Lleyn, een schiereiland in het noorden van Wales. Daar kwam hij zelf tot de volle zekerheid van zijn aandeel in Christus. "Ik ervoer", zo zegt hij, "een wondervolle verandering in mijn inzichten en gevoelens: en wel met name met betrekking tot de volgende zaken: vertrouwen in het gebed, zorg voor de zaak van Christus, en een nieuw en helder licht op de weg van zaligheid. Ik gevoelde toen dat ik stierf aan de wet, legde alle hoop af om mijzelf geschikt te maken de Zaligmaker toe te eigenen en betrachtte het leven van geloof en vertrouwen in Christus voor mijn rechtvaardiging." Diep was hij verwonderd toen mensen begonnen te getuigen dat zij door zijn prediking tot bekering waren gekomen. Hij kon niet bevatten dat God hem daarvoor kon en wilde gebruiken. Spoedig na zijn komst te Lleyn trad hij in het huwelijk met Catherine Jones, een godvrezend meisje uit zijn gemeente. Zij was hem tot grote steun. Omdat hun huwelijk kinderloos bleef, deed zij bijzonder veel voor de minder bedeelden binnen de gemeente. Na haar dood gaf Christmas Evans het volgende getuigenis over haar: "Ze had een diep besef van haar verdorvenheid en van de totale onmogelijkheid om door de werken der wet zalig te worden en van de absolute noodzakelijkheid van de verdiensten van Christus en de toerekening daarvan aan de ziel door het geloof in Zijn gerechtigheid om voor God te kunnen bestaan. Zij had zeer hoge gedachten van het offer van Christus, Die haar Rots en Sterke Toren was."

Te Lleyn zat Evans meer dan eens onder het gehoor van Robert Roberts. De prediking van deze calvinistische methodist heeft zeer veel voor hem betekend. Zelf heeft Evans betuigt dat deze man hem de sleutel voor een krachtige bediening van het Woord aanreikte. Robert Roberts was klein van gestalte, maar hij predikte in betoning des Geestes en der kracht. Van hem is bekend dat hij eens midden in zijn preek stopte en tot God naderde in gebed. Hij smeekte de Heere Hem iets minder Zijn dierbare tegenwoordigheid te laten gevoelen, omdat hij bang was dat zijn lichaam bezwijken zou onder de kennelijke wijze waarop Hij Gods liefde en nabijheid ervoer. Ondanks de zegen die onder zijn prediking viel, hield Evans vragen over zijn roeping tot het ambt. Toen hij voor het eerst een reis naar het zuiden van Wales ondernam om geld in te zamelen voor de aflossing van de schuld op kerkgebouwen, werd deze vrees op duidelijke wijze weggenomen. Hier volgen zijn eigen woorden: "De vrees dat ik niet geroepen was, drukte zwaar op mij...God was mijn arme ziel echter genadig en ik ontving de zegen van Jacob, ja ik zag als het ware de hemel geopend....Sindsdien heb ik bij tijden mijn twijfels en aanvechting gehad, maar de vrees dat ik niet geroepen was heeft me nadien nooit meer beangstigd. Ik heb niet de minste twijfel dat het mijn plicht is zo lang als ik leef al mijn krachten in de bediening van het Woord te besteden."

Slechts twee jaar is Evans te Lleyn gebleven. De voornaamste reden was dat een belangrijk deel van hen die onder zijn prediking tot bekering kwamen zich niet aansloten bij de gemeenten die aan zijn zorg waren toebetrouwd. Dat kwam omdat men zich niet met zijn visie op de doop kon verenigen. Op eerste kerstdag van het jaar 1792 vertrok hij naar het eiland Anglesey. Daar is hij tot 1826 gebleven. Grote bekendheid kreeg hij toen hij in 1794 onverwachts moest spreken op de jaarlijkse bijeenkomst van de associatie van de calvinistische baptisten van Wales. Daar kwamen altijd vele duizenden mensen. Verbazing en een zekere ergernis vervulden de mensen toen ze de jonge, slordig geklede prediker met zijn niet aantrekkelijk uiterlijk (ten gevolge van een ongeval miste Evans een oog) het spreekgestoelte zagen beklimmen. Naar aanleiding van Colossensen 1 vers 21, 22 sprak hij over de diepe val van de mens en de weg van herstel door het verzoenend bloed van Christus. Er werd ademloos geluisterd. De ergernis verdween; de verbazing sloeg om in heilige verwondering. Na deze gebeurtenis was de naam van Christmas Evans door heel Wales bekend.

De zorgen zijn Evans niet bespaard gebleven. In 1823 stierf zijn vrouw. Ook ontstonden er spanningen tussen Evans en de baptistengemeenten op het eiland Anglesey. Voor een deel was hij daar zelf de schuld van. Evans' kracht lag in zijn prediking. Organisatievermogen was niet zijn sterkste kant. Hij wilde te veel zelf regelen. Dat was één van de belangrijkste oorzaken van de wrijvingen. In ieder geval leidde dit ertoe dat hij in 1826 Anglesey verliet. Hij diende vervolgens een drietal gemeenten in het zuiden van Wales. Al in het begin van deze periode hertrouwde hij met Mary Evans. Zij had zijn eerste vrouw aan het einde van haar leven verzorgd. De laatste jaren van zijn leven diende Evans de gemeente van Caernarfon gelegen in het noorden van Wales tegenover het eiland Anglesey. Banden met vroegere gemeenteleden werden in deze periode vernieuwd. Meer dan eens bezocht hij Anglesey. In 1838 stierf hij in de volle zekerheid van het geloof. Op zijn sterfbed zei hij tot zijn collega's die rond zijn bed stonden: "Predikt Christus, broeders. Ziet op mij. In mijzelf ben ik niets dan verderf, maar in Christus heb ik de hemel en de zaligheid."

Evans predikte de volle raad Gods vanaf de verkiezing tot de verheerlijking. Hét thema van zijn prediking was de verzoening met God door het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. Owen en Gill behoorden tot de schrijvers die hij bij voorkeur las. Bovenal onderzocht hij de Bijbel. Waarom maakte de prediking van Evans op zijn tijdgenoten zo'n geweldige indruk? Dat had niet alleen met de inhoud ervan te maken maar ook met de wijze waarop hij het Woord verkondigde. Zijn prediking was dramatisch en vol dialogen. Daarom wordt hij wel de Bunyan van Wales genoemd. Zo vergeleek hij in een preek Paulus met een reder die zeven schepen had. Het eerste schip droeg de naam "Besneden ten achtste dage", het tweede "Van het geslacht van Israël" enz. De vloot had nog maar nauwelijks de haven verlaten of het evangelieschip met de Heere Jezus Christus als gezagvoerder opende het vuur. De hele vloot zonk. De gezagvoerder van het evangelieschip gaf bevel de reder die dreigde te verdrinken aan boord te nemen. Hij hield ook eens een preek over de opwekking van Lazarus. Hij stelt het dan zo voor dat meerderen beweerden dat zij Lazarus weer tot leven konden brengen. De eerste die het probeerde vertelde Lazarus dat hij op kon staan uit de doden als hij zelf maar wilde. Maar wat hij ook zei, Lazarus verroerde zich niet. Een tweede die de eerste verweet dat hij het veel te zacht aangepakt had, mocht nu een poging wagen. Hij sprak met het lijk van Lazarus over de eisen van de wet en het toekomende oordeel. Maar ook nu kwam Lazarus niet tot leven. Nu meldde zich een derde persoon. Hij diende aan het lijk van Lazarus elektrische schokken toe en speelde vervolgens op een fluit vanuit de overtuiging dat Lazarus door wetenschap en onderwijs tot leven gebracht kon worden. Lazarus bleef echter ondanks alle mooie theorieën in het graf. Toen allen met wanhoop vervuld waren, kwam de Heere en Gever van het leven. Deze riep: "Ontwaak gij die slaapt." Op deze roepstem kwam Lazarus uit zijn graf. De toepassing die Evans vervolgens maakte geef ik in zijn eigen woorden weer: "Leven is de enige remedie voor de dood. Niet de beschrijving van onze plichten. Niet de dreiging met oordeel en rampzaligheid. Niet de verfijningen van onderwijs. Maar nieuw, geestelijk, Goddelijk leven."

Op één episode uit het leven van Evans wil ik nog nader ingaan. Hij stond nog maar een paar jaar te Anglesey, toen hij beïnvloed werd door de leer van de Schot Robert Sandeman1.

Sandeman was een congregationalistisch predikant. Hij was van mening dat zaken als de heilige kus, voetwassing en wekelijkse viering van het Heilig Avondmaal eis waren van een Schriftuurlijk kerkelijk leven. In de leer was hij streng calvinistisch. Aan de leer van vrije genade gaf hij echter een uitwerking die zonder meer als uiterst bedenkelijk getypeerd moet worden. Sandeman omschreef het geloof als het eenvoudig aanvaarden van de eenvoudige waarheid. Hij achtte het onjuist naar enige gemoedsaandoeningen of begeerten in zichzelf te zien. De poging om door middel van de prediking besef van zonde en heilige gevoelens en begeerten te verwekken bestempelde hij als wettisch. Mensen moesten er enkel en alleen toe opgeroepen worden te geloven dat het getuigenis van God aangaande Zijn Zoon waar was. Door dit naakte geloof in de naakte waarheid was een mens rechtvaardig voor God. De volgelingen van Sandeman waren over het algemeen zeer goed thuis in de Bijbel, maar hun geloof was een geloof zonder bevinding. Zaken als kerkregering en tucht kregen veel meer aandacht dan het zoeken van de verlorenen. Het bewogen en indringende appèl op de onbekeerden paste trouwens niet in hun kijk op het geloof. De calvinistische methodist William Williams zei van de leer van Sandeman: "Het is een naakt geloof, een geloof zonder de Heilige Geest, zonder kracht, dat de betekenis van ontdekking en verbrokenheid van hart veronachtzaamt." Eén van Sandemans gemeenteleden was Archibald Maclean. Hij keerde zijn leermeester de rug toe, omdat hij tot de overtuiging kwam dat alleen de doop op belijdenis bijbels te verantwoorden was. Archibald Maclean werd de vader van het Schotse baptisme. In zijn visie op het geloof hield hij vast aan de inzichten van Sandeman. Via een zekere John Richard Jones werden ook de baptisten in Wales door de gevoelens van Sandeman besmet.

Ook Christmas Evans was eerst zeer enthousiast, maar naarmate hij de negatieve gevolgen van deze leer meer ging zien, verdween de bekoring van het sandemanianisme. Hij klaagde: "De sandemaniaanse dwaling beïnvloedde me zozeer dat het gebed voor de bekering van zondaren verflauwde, en het verwekte in mijn geest een grotere aandacht voor de kleine zaken van het koninkrijk der hemelen dan voor de grote ...Voor een groot deel werd ik van de geest van het gebed en de geest van de prediking beroofd." Met name door het boek van Andrew Fuller "Strictures on Sandemanianism in Twelve Letters to a Friend" werden veler ogen geopend voor het onbijbelse karakter van deze leer. In de zesde brief citeert Fuller uitvoerig uit Religious Affections van Jonathan Edwards. In navolging van Edwards laat hij zien dat er geen waar geloof is zonder gevoel, zonder bevinding. Sandeman wilde niet spreken over het geloof als komen tot Christus, vluchten tot Christus enz. Zo kwam de gelovige mens centraal te staan en werd de eigengerechtigheid niet bij de wortel afgesneden. Fuller ontkende niet dat het gevaar bestond dat men op zijn eigen geloof vertrouwde in plaats van op Christus zelf. Maar dat gevaar was er niet minder, zo stelde hij, bij het naakte geloof volgens de leer van Sandeman.

Christmas Evans voelde dat de leer van Sandeman zowel op zijn eigen geestelijk leven als op zijn bediening een nadelig effect had. De Heere zelf brak de strik. We luisteren weer naar Evans zelf: "Ik ging gebukt onder een koud hart ten opzichte van Christus, Zijn offer en het werk van Zijn Geest.....Ik voelde me gedrongen in gebed te gaan, hoe hard mijn hart ook was. Toen ik begon in de naam van Jezus voelde ik spoedig hoe als het ware de banden minder strak werden en de hardheid van mijn hart verzacht werd en hoe, zo kwam het me over, bergen van ijs en sneeuw in mij uit elkaar vielen en wegsmolten. Dit verwekte vertrouwen in mijn ziel in de belofte van de Heilige Geest. Ik voelde mij van een grote last verlost, tranen vloeiden overvloedig en ik was gedrongen te roepen om de genadige werkingen van God, door in mij de vreugde van Zijn zaligheid weder te geven; en dat Hij de kerken in Anglesey die aan mijn zorg waren toebetrouwd bezoeken zou met Zijn heil." Evans mocht getuigen hoe hij door dit alles meer bevestigd werd in de waarheid. Dit bracht hem ertoe heel zijn godsdienst en geestelijk leven in het licht van Gods Woord opnieuw te onderzoeken. Meer nog dan voor deze periode in zijn leven predikte hij op gloedvolle en bewogen wijze Jezus Christus en Die gekruisigd. Het stond voor Evans vast dat de waarheid eerst door de prediker zelf heengegaan moet zijn wil hij anderen ermee bereiken: "Laat hem zijn eigen hart treffen, als hij het hart van anderen wil treffen, als hij anderen iets wil laten voelen, moet hij het zelf voelen...verhef de stem niet, terwijl het hart koud is, maar laat eerst het hart en de gevoelens roepen; laat het van binnen beginnen. Voor kanselwerk moeten we bidden om en uitzien naar warmte van de Heilige Geest... Het grote werk van een predikant is het hart in te winnen om in Christus te geloven en Hem lief te hebben.... Dit is het geheim van alle effectieve prediking. We moeten aangedaan worden met kracht van omhoog... Daarbuiten kunnen we niets doen voor de eer van God en de zaligheid van zielen."

Uit het leven van Christmas Evans kan ons duidelijk worden hoe verkillend die vorm van calvinisme is die geen plaats geeft aan bevinding, verbrokenheid van hart en vreugde en blijdschap in de Heilige Geest. Om de woorden van Joseph Hart te gebruiken: "True religion is more than notion; something must be known and felt" (waar geloof is meer dan beschouwing er moet iets gekend en gevoeld worden). In Christmas Evans zien we hoe de belijdenis van de leer van vrije genade gepaard ging met een grote evangelische bewogenheid. Iets wat niet alleen hem, maar ook zo vele andere Angelsaksische calvinisten gekenmerkt heeft. Laten wij hen daarin navolgen.

1. Zie over Sandeman en zijn leer: D.M. Lloyd-Jones, The Puritans, their Origins and Successors, [Edinburgh, Banner of Truth, 1987], p. 170 e.v. 


© 2002 George Whitefield Stichting