T.M. Moore is voorzitter van Chesapeake Ministries en van Chesapeake Theological Seminary, Baltimore, Maryland in de Verenigde Staten van Amerika. Naast zijn verplichtingen voor administratie en bestuur, geeft hij ook les in bijbelse talen en praktische theologie. Hij is redacteur bij Scripture Union en auteur (of medeschrijver) van vier boeken en meer dan veertig werkboeken en studiehandleidingen. Hij heeft bijdragen geleverd aan talloze tijdschriften en bladen, zoals World, Christianity Today, Presbyterion, en het Westminster Theological Journal. Dit was zijn eerste bijdrage aan het tijdschrift Reformation & Revival.

T.M. Moore

Gedurende de geschiedenis van de Christelijke kerk zijn evangelieprediking en opwekking even onlosmakelijk met elkaar verbonden als donder en bliksem. Waar een opwekking plaatsvindt, kan evangelieprediking niet ver weg zijn. Als Gods Geest het hart van Zijn volk vernieuwt en Zijn kerk weer laat opleven, beantwoorden Gods kinderen dit, net zoals de eerste gelovigen van de Pinksterkerk, door zich onder de medemensen te begeven en de blijde boodschap uit te dragen. Zij zullen hun buren, vrienden en verder iedereen die maar wil luisteren, uitnodigen om met hen de verrezen Heere en Christus te aanbidden. Aangezien de evangelieprediking het reddende nieuws van Christus brengt tot harten die bereid zijn door het werk van Gods Geest en Gods oppermachtig welbehagen, laait het opwekkingsvuur hoog op, wat vaak een opleving, een opwekking of een reformatie tot gevolg heeft. Als iemand de geschiedenis van een opwekking onderzoekt, is evangelieprediking altijd een van de eerste vruchten die er mee samenhangt.

Dit betekent echter niet dat alle evangelieprediking tot een opwekking zal leiden. De donder gaat niet altijd gepaard met zichtbare bliksemflitsen. De prediking van de profeet Jeremia is daar een duidelijk voorbeeld van. Er kunnen veel redenen zijn waarom het evangelisatiewerk van de kerk niet tot vernieuwing en opwekking leidt, sommige van die redenen kunnen alleen toegeschreven worden aan de ondoorgrondelijke raad van God.

Andere redenen kunnen duidelijk verbonden worden met het falen van Gods kinderen, of hun onvolkomenheden. Onze evangelieprediking kan tekortschieten in duidelijkheid of rechtlijnigheid, de prediking kan tekortschieten in het eisen van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid om zo als gereedschap in de hand van Gods Geest te zijn om Zijn verkorenen te bekeren. Het kan ook zijn dat onze levenswandel of de verscheurdheid van onze kerken een struikelblok voor de behoedzame ongelovige is. In andere gevallen kan het ook mogelijk zijn dat er een essentieel bestanddeel in de evangelieboodschap wordt gemist, zoals de waarschuwing voor Gods toorn, of dat de motieven om datgene te bereiken wat we willen, niet echt tot eer van God dient.

Als al onze moeite met betrekking tot de evangelieprediking niet zoveel vrucht oplevert als we graag hadden gezien - iedere keer als we onze oproep voor God laten horen als de donder, zonder dat er enig spoor van bliksem is waar te nemen - moeten we er alle moeite voor doen om er achter te komen waarom dit zo is. Gedurende zulke tijden is het altijd vruchtbaar om het werk en de bediening van voorgaande generaties te overzien die zowel evangelieprediking als opwekking tot gevolg hebben gehad. Alleen dan kunnen we geloven dat het krachtdadig werk van Gods Geest en de gelovige werken van Zijn kinderen vruchten afwerpen.

Onze eigen tijd lijkt echter, ondanks de vele evangeliserende activiteiten, in het bijzonder in de Amerikaanse kerken, op een periode waarin opwekking verder weg lijkt dan ooit. De zegen van God over het werk van Zijn kinderen is niet zo groot geweest als we wel hadden gehoopt. De kerken in Amerika hebben de afgelopen dertig jaar meer congressen, conferenties, trainingen, seminars en programma's, meer literatuur en gecoördineerde activiteiten, meer nieuwe programma's voor evangelisatie gezien dan in welke vergelijkbare periode van de kerkgeschiedenis ooit. Toch moet de Amerikaanse kerk ervoor vechten om een baken van hoop te zijn en een betekenisvol trompetgeschal van vernieuwing laten horen temidden van de opkomende mist van modernisme en postmodernisme. We horen over enorme evangelisatiecampagnes en indrukwekkende resultaten, toch glijdt de cultuur steeds dieper en dieper weg in relativisme, narcisme, zinnelijkheid en geweld. We zien dat nieuwe gemeenten ontstaan, en dat oudere gemeenten hun best doen om zichzelf aantrekkelijker en relevanter te maken. Toch wijst de afbrokkeling van ons patroon van waarden en normen, de afbraak van onze instellingen en de snelle groei van onbekende secten en buitenisssige pseudo-spirituele stromingen ons erop dat onze werkzaamheden niet dat resultaat tot stand brengen, wat we gehoopt hadden.

Het is nu echter tijd om deze werkzaamheden grondig te beoordelen, om erachter te komen of er een andere reden van onze teleurstelling kan zijn dan de reden dat God ons simpelweg Zijn zegen onthoudt. Hebben wij op enig punt gefaald? Is onze evangelieprediking te min voor God om Zijn zegen erover te geven? Prediken wij soms een ander evangelie dan datgene wat aan Paulus en de andere apostelen is gegeven? Slaan we soms iets cruciaals over? Vertrouwen we meer op onze werken dan op het ondoorgrondelijke werk van God?

In dit artikel wil ik het voortgaande gesprek over ons werk in evangelisatie stimuleren door ons kennis te laten maken met een van de krachtigste evangeliepredikers van Amerika, Jonathan Edwards (1703 - 1758). Edwards stond bekend om zijn krachtige evangelieprediking, en zijn bediening gaat meerdere malen vergezeld van een indrukwekkende uitstorting van Gods Geest. Velen werden niet alleen door zijn prediking tot Christus gebracht, maar ook door het getuigenis van diegenen die tijdens deze oogsttijd tot Christus waren gekomen. Het verheugde God duidelijk om het werk van Edwards en van diegenen die onder zijn hoede waren gesteld, te zegenen. Kunnen we van hen iets leren wat ons zou kunnen helpen om onze eigen inzichten met betrekking tot dit belangrijke werk te onderzoeken, of misschien te veranderen?

Ik ben in elk geval van mening dat we wat kunnen leren. Het evangelisatiewerk van Jonathan Edwards kan ons twee dingen leren als we onze eigen pogingen gaan onderzoeken. In de eerste plaats herinnert Edwards ons eraan dat evangelieprediking een werk van God is, wat we moeten nastreven in de context van Zijn koninkrijk, in de kracht van Zijn Geest, en volgens de middelen die Hij daartoe heeft gegeven. In de tweede plaats wil Edwards ons eraan herinneren dat evangelisatie een proces is, en dat het daarom van onze kant volharding vereist, samen met de gewilligheid om op Gods tijd en werk te wachten totdat Hij werkt in de levens van diegenen die Hij zal redden. Deze twee opmerkingen, die nader uitgewerkt zullen worden, hebben gevolgen voor ons als we onze pogingen tot het benaderen van verlorenen in onze samenleving overwegen.

Evangelieprediking is het werk van God

Edwards oefende evangelisatie uit als het werk van God, van de Vader die voor de grondlegging der wereld een volk had verkoren, van de Zoon die hun redding tot stand bracht, en van de Geest die met verloren zondaren worstelt en de reddende genadegaven van de Vader en de Zoon door middel van de prediking van het Woord van God toepast.

Edwards zag dat we in die tijd leven waarin het Koninkrijk van God met kracht voortgaat. We moeten verwachten dat Christus in deze periode Zijn kerk zal bouwen en dat vele volken naar de berg van het huis des Heeren zullen komen om van Hem te horen. Edwards verwachtte dat de kerk zou groeien en bloeien terwijl het koninkrijk van God zou voortgaan in de wereld. Hij schreef, dat hoewel het opzetten van het koninkrijk van God een geleidelijk proces zou zijn, het niettemin "vergezeld zal gaan met een voortschrijden van de kerk in een zodanige staat van een heerlijke aanwezigheid van waarheid, vrijheid, vrede, en vreugde, waarover we zovaak lezen in de profetische delen van de Schrift."1 Dit zou het resultaat zijn van het wederbarende werk van de Geest in het leven van zondaren, als zij beantwoorden aan de getrouwe verkondiging van het evangelie.2

Dit krachtige en indrukwekkende werk van de evangelieprediking is het werk van God: "Geen andere afdoende reden kan mogelijkerwijs aan de voortgang van het evangelie worden toegeschreven, dan alleen Gods eigen kracht."3 Het is niet zo dat degenen die de boodschap overbrengen zo scherpzinnig of aantrekkelijk zijn, of dat het verhaal dat ze vertellen zo aangenaam of innemend is voor verloren mensen, maar het is eerder zo dat het God behaagt om de dwaasheid van de getrouwe prediking te gebruiken om verlorenen tot Zich te trekken.4

Edwards benadrukt dat het werk van de evangelieprediking het werk van de Heilige Geest is. Hij bemoeit zich met zondaren, en dat met het oog op hun wanhopige toestand voor God:
...hen meer en meer leidend tot het inzicht van hun grote zondigheid en slechtheid voor Zijn aangezicht; hun verontreiniging en de onvolkomenheid van hun eigen gerechtigheid; dat zij zichzelf op geen enkele manier kunnen helpen, en dat God geheel rechtvaardig zou zijn als Hij hen, met alles wat ze doen, voor altijd zou verwerpen.
5

De Heilige Geest geeft zondaren inzicht in hun "ellendige toestand die ze van nature hebben, het gevaar van een eeuwige dood, en dat het van het grootste belang is dat zij spoedig ontkomen en tot een betere toestand gaan behoren."6 Hij verwijst ze dan naar Gods antwoord op hun noden in het evangelie van Jezus Christus. De Heilige Geest is Degene aan wie men zich moet onderwerpen als het wezenlijke middel in de evangelieverkondiging,
... die uit ondoorgrondelijke genade hen uit de duisternis heeft geroepen tot het wonderbaarlijk licht; die door zijn onmiddelijke en ongebonden werk hen tot het besef van het kwaad en het gevaar van de zonde heeft gebracht, en hen van hun eigen gerechtigheid afbracht, en hun ogen heeft geopend om de heerlijkheid van God te ontdekken, en de schitterende rijkdommen van God in Jezus Christus; heeft hen geheiligd en tot nieuwe schepselen gemaakt.7

Tijdens dit belangrijke werk gebruikt God Zijn mensen als boodschappers van Zijn waarheid. Maar Hij zet ze Zelf in beweging, Hijzelf onderwijst hen wat ze moeten zeggen, die hun prediking met geestelijke kracht vergezelt, en over de uitkomst van dit alles beschikt:
Door het uitgieten van Zijn Heilige Geest zal God mensen beschikbaar stellen om luisterrijke middelen te zijn om Zijn werk voort te zetten. Hij zal hen met kennis, wijsheid en vurige ijver vullen, om het koninkrijk van Christus en de redding der zielen te verkondigen, en de goede boodschap in de wereld voort te stuwen. Het evangelie zal krachtiger en duidelijker dan ooit tevoren verkondigd worden.8

We moeten erop letten dat het Gods goede boodschap is die gebracht wordt. En die boodschap moet verkondigd worden, op een krachtige en rechtstreeks manier, want het is inderdaad: goed nieuws. Het moet echter niet alleen verkondigd worden door degenen die tot die opdracht zijn bevestigd, maar door al diegenen aan wie de Geest van God redding en nieuw leven heeft gegeven.9 Het evangelie dat de Geest aan ons heeft gegeven, en zoals Edwards het heeft verkondigd en geleerd, is een evangelie dat mensen oproept tot berouw over hun zonden, maakt dat ze treuren over hun aardsgerichtheid en verlangen naar een beter koninkrijk, om Jezus Christus als Redder en Heer te belijden, en hun leven te verbeteren opdat zij niet vallen in de handen van een toornige God. Het evangelie toont rijke en kostbare beloften aan de verlorenen en biedt hun vrede en gunst aan met God, oprecht en langdurig geluk, de mogelijkheid om God te kennen door middel van een levende persoonlijke relatie, vergeving van hun zonden, ze worden overvloedig voorzien in hun dagelijkse behoeften en worden geholpen onder alle omstandigheden, verkrijgen een reddend en volhardend geloof, heiligheid, en het eeuwige leven.10 Dit evangelie vereist dat men de zonden onder ogen ziet, en dat mensen hun "ellendige situatie die ze uit zichzelf hebben gaan inzien, en dat ze aan hun eigen zelfredzaamheid en menselijke hulp gaan wanhopen, voordat (die hulp) komt opdagen, en om hun zonden en onwaardigheid voor God inzichtelijk te maken.11

Dit is het evangelie dat we moeten verkondigen als we verwachten dat de Geest Gods onze arbeid zegent met vruchten voor het koninkrijk van Christus, zoals bij Edwards gebeurde. Dit evangelie heeft een overtuigende en een vernieuwende kracht. Edwards schreef erover:
Het evangelie heeft geen getuigenis buiten zichzelf nodig om waar en Goddelijk te zijn. Het draagt een eigen licht en duidelijkheid met zich mee. Voor degenen die geestelijk licht hebben ontvangen, is duidelijk te onderscheiden dat het evangelie vrij is van welke menselijke inmenging dan ook.12

Dit is het evangelie dat door God beloond zal worden door het verzamelen van Zijn verkorenen. Het is Zijn werk, en het is ook Zijn werk dat we er deelgenoot van zijn door onze onderwerping aan de Geest van het evangelie.

De voortgang van de evangelieverkondiging

In tegenstelling tot herschepping en bekering, beide gebeurtenissen die zich voltrekken volgens Gods vrije wil, is het werk van evangelisatie en evangelieverkondiging (het bekend maken van Gods goede nieuws aan mensen) een proces, een ontwikkeling. Edwards beschouwde evangelisatie als een breed scala aan activiteiten, verricht door verschillende mensen gedurende een langere tijd, voordat de uitverkorenen van God tot bezinning zouden komen en Hem zouden gaan zoeken. Het is de taak van de gelovigen om dit proces en deze voortgang van het evangelie te leren begrijpen, en er zich volledig aan toe te wijden.

Edwards onderscheidde tenminste drie varianten van evangelisatie als een proces, die altijd in de gaten moeten worden gehouden. Het eerste aspect van evangelieverkondiging als een proces is afhankelijkheid van de Heere. Dit wordt op drie manieren vormgegeven.

Gebed

De eerste manier is het gebed. Edwards geloofde dat de voortgang van Gods koninkrijk, begonnen door het evangelisatiewerk, niet anders dan door gebed gerealiseerd kan worden. In de Schrift en in de ervaring van de kerk zag hij
...hoe deze toekomstige en roemrijke ontwikkeling in Gods kerk geïntroduceerd kon worden, namelijk doordat grote menigten mensen een gezamenlijk besluit zouden nemen, en tot een zichtbare overeenkomst zouden komen, dat zij door gemeenschappelijk en aanhoudend gebed God zouden zoeken, opdat Hij zou komen en Zichzelf bekendmaken, en de vrucht van Zijn genadige aanwezigheid zou toekennen.13

Zulke gebeden om Gods levendmakende werk van de Geest zouden vaak voor moeten komen. De "kerk zou aanhoudend moeten bidden om die luisterrijke uitstorting van de Geest".14 Zij zouden God aanhoudend en vurig moeten smeken om Zijn werk te voleindigen.15 Zij zouden zich moeten verdiepen in het geloof dat God doet wat Hij belooft: "Met wat voor vertrouwen kunnen we tot God gaan en Hem daarvoor bidden, als we erop letten hoeveel dierbare beloften er zijn om op te pleiten!"16 De gebeden moeten direct tot die God gericht worden, Die goed is voor de ziel van de mens, om aan Hem te vragen of Gods kinderen getrouw zijn in hun roeping, en of hun werken de gewenste vruchten mogen voortbrengen.17

In de tweede plaats betonen zij hun afhankelijkheid van Hem door de middelen der prediking te gebruiken om Gods goede nieuws bekendheid te geven. De prediking is in de eerste plaats voorbehouden aan de knechten die door God geroepen en voorbestemd zijn. In navolging van het licht van Christus "heeft [God] Zijn boodschappers uitgezonden, en predikanten in Zijn kerk geplaatst om dienende lampen te zijn, en in overeenstemming met dit licht te schijnen, om zo de lichtbundels van Zijn heerlijkheid in de zielen van mensen te laten schijnen."18
Het werk en de handelswijze van evangeliedienaren is gelijk dat van dienstknechten die mensenharten wassen en reinigen. Dit wordt gedaan door het prediken van het woord, wat hun voornaamste bezigheid is, Ef. 5:26 "Opdat Hij haar heiligen zou, (haar) gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord."19

Dit werk is echter niet alleen voorbehouden aan predikanten. Het is namelijk zo, zoals we gezien hebben, dat iedereen die onder de invloed van het evangelie en de genade van de Heer komt, de gewoonte heeft om dikwijls en uitnodigend over Zijn goedheid en genade te vertellen. Zij nemen de prediking, hoewel in vereenvoudigde vorm, in hun alledaagse leven met zich mee, door hun vrienden, familie en kennissen op te roepen om de zonden de rug toe te keren en naar Christus te gaan. Omdat de kinderen van God het van de dwaasheid der prediking verwachten, laten zij tevens zien dat zij het werk van evangelisatie aan Hem toevertrouwen.

In de derde plaats laten Gods kinderen hun afhankelijkheid van de Heere in het evangelisatieproces zien door de boodschap te gebruiken die Hijzelf heeft vastgesteld, in plaats van een boodschap te gebruiken die henzelf beter past of hun wereldse toehoorders liever zouden willen horen. Of, zoals Edwards het zei: "Laten we gebruik maken van die middelen die God heeft ingesteld. Dat zijn de beste middelen om het heil te verkrijgen. Het zou voor ons hoogst onverdedigbaar zijn als wij die middelen zouden veronachtzamen."20

Zoals we gezien hebben, betekent dit dat het evangelie dat we verkondigen eerlijk en oprecht over de zonde moet zijn. Het moet de hopeloosheid, hulpeloosheid en de wanhopige toestand van zondaren buiten de genade van God benadrukken. Het moet aan de ene kant voor de verschrikkingen van het Goddelijk oordeel waarschuwen, aan de andere kant moet het evangelie ook de zalige beloften van genade aanbieden. Het moet op de reddende genade van God alleen aandringen en het moet de zondaar aanmoedigen om die genade met zijn hele hart en ziel, met zijn gehele verstand en alle kracht te zoeken. Alleen dit heerlijk evangelie zal aan alle vereisten van Gods Geest voldoen, en zodoende in de harten van Gods beminden doorbreken. Alleen deze goede boodschap
...bereikt de bodem van het hart en verandert de natuur, zodat het in feite welwillend staat tegenover een algehele en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Deze boodschap laat God zien als Degene die het waard is gediend en gehoorzaamd te worden. Het geeft een oprechte liefde tot God in het hart en leidt tot een ware, goedgunstige en algehele gehoorzaamheid; en het overtuigt van de realiteit van die luisterrijke beloningen die God beloofd heeft aan diegenen die Hem gehoorzamen.21
Door op de boodschap te vertrouwen zoals God die heeft gegeven, laten Gods kinderen zien dat ze daar helemaal van afhankelijk zijn, en tonen ze ook hun minachting voor enige andere wijze om het goede nieuws bekend te maken.

Christus in Zijn volk

Het tweede aspect van evangelisatie is, dat het moet gebeuren als een uiting van de inwonende tegenwoordigheid van Christus in Zijn volk. Diegenen die Christus niet kennen en liefhebben en bij wie de evangelieboodschap niet voortkomt uit een hart dat brandt van liefde voor Christus en de verloren zondaar, kunnen niet doeltreffend evangeliseren. Datgene wat Edwards schreef betreffende predikanten zou hij ook met klem willen aanraden aan al degenen die de Heere kennen:
... goddelijke liefde en liefdadigheid is het resultaat van alle waarachtige genade, die een heilige vlam in het hart is. Juist daarom is een dienaar van het evangelie een brandend licht; bij zo'n dienaar is zijn hart verlicht met de hemelse vlam; zijn hart brandt met liefde tot Christus, verlangt vurig naar de voortgang van Zijn koninkrijk en eer en heeft een hartstochtelijke liefde voor mensenzielen en verlangt hun redding.... Dienaren moeten vervuld zijn met een grote liefde voor mensenzielen en zouden bereid moeten zijn om er zich totaal aan te wijden, want Christus had hen lief en gaf Zichzelf voor hen; Hij had hen lief met een liefde die sterker was dan de dood.
22

In deze gedachtegang moet onze evangelisatie verder plaatsvinden in de context van het koninkrijk waar wij nu in leven. Als we het evangeliseren overwegen, ons erop voorbereiden en het ondernemen, mogen we hoge verwachtingen koesteren over wat we denken te bereiken:
Het is natuurlijk en redelijk om te veronderstellen dat de hele wereld uiteindelijk aan Christus zal gegeven worden, omdat Hij tenslotte degene is die de rechtmatige Erfgenaam en Koning van alle volken is, en de bezitter van hemel en aarde. De bijbel leert ons dat God de Vader Zijn Zoon als God-mens had aangesteld binnen Zijn genaderijk, of Zijn bemiddelingskoninkrijk, als erfgenaam van de wereld, opdat Hij in Zijn koninkrijk "de heiden tot Zijn erfdeel zou hebben, en de uiteinden van de aarde tot Zijn bezit."23

Daarom zal onze evangelisatie moeten geschieden met vertrouwen in Gods overwinning, regering en macht, met vurigheid, zoals het diegenen die de uitzichtloze situatie van de verlorenen en de vrees voor God kennen, betaamt. Tevens mag men met een dankbaar hart een overvloedige oogst verwachten van Gods goedheid, die betoond is aan zondaren. Als ons leven door Christus is vervuld en onze gedachten gericht zijn op de dingen die boven zijn, kunnen we verwachten dat ons getuigenis gemotiveerd zal worden door liefde en voortgedreven zal worden door het burgerschap van Zijn koninkrijk. Dit getuigenis kan niet falen, omdat het een weldaad voor God is, en het zal die resultaten bewerkstelligen die we zoeken omdat Hij dat beloofd heeft.

Geduld

Het laatste aspect van evangelieverkondiging als een proces is dat we geduldig moeten zijn en op de Heere moeten wachten, volhardend in het werk totdat Gods Geest onze werkzaamheden beloont met een opwekking.

Edwards dringt er op aan dat we geduldig moeten zijn en de verleiding om tot menselijke redmiddelen over te gaan, in plaats van de evangelieverkondiging, moeten weerstaan. We moeten weigeren om Gods heerlijke boodschap van genade aan te passen om het zodoende voor zondige oren aantrekkelijk te maken. Laat de boodschap maar pijnlijk zijn, totdat het tranen van berouw voortbrengt. Laat het maar dwaas klinken totdat die dwaze boodschap licht in dode zielen brengt. Maar laat ons nooit de boodschap noch de middelen veronachtzamen die God heeft ingesteld om Zijn verkorenen te verzamelen; laten we juist geduldig en volhardend op de Heere wachten totdat Hij de late regen op Zijn tijd uitstort.

Hij dringt er voorts op aan dat wij tegelijkertijd moeten volharden in onze heiliging, opdat de onvolkomenheden van ons leven geen steen des aanstoots zouden vormen voor diegenen die Gods redding zoeken. Nogmaals, alles wat Edwards schreef met betrekking tot de dienaren van het Woord, zou hij zeker ook betrekken op allen die Gods goede nieuws in de wereld dragen:
...als wij hierin ontrouw zijn en onze Meester niet navolgen, zal onze overtreding net zo gruwelijk zijn als de waardigheid van het ambt dat we hebben bekleed, en onze uiteindelijke en eeuwige schande en smadelijkheid van evenredige grootte; en wij, die tot in de hemel toe verhoogd zijn, zullen evenredig diep in de hel worden neergeworpen.24

Het evangelisatiewerk zoals Jonathan Edwards dat bedreef, was een handelwijze die afhankelijk was van de Heere, die de liefde van Christus in woord en in daad liet zien, en die de vervulling van de beloften door de Heere verwachtte. Nu rest ons alleen nog een aantal toepassingen bij deze opmerkingen te overwegen voor ons eigen evangelisatiewerk.

Toepassingen

Uit de bestudering van de filosofie van Jonathan Edwards en uit de bestudering van zijn methode van evangelieverkondiging volgen vier toepassingen. De eerste is dat wij in onze kerken moeten volharden in het evangelisatiewerk als een onvermijdelijk gevolg van onze visie op het koninkrijk en de hoogste uiting van liefde voor verloren zondaren.

Volharding

Dit veronderstelt in zichzelf een tweevoudige toepassing. In de eerste plaats moeten wij een krachtiger en een duidelijker beeld van het koninkrijk van Christus voorstaan, als de ultieme en uiteindelijke context waarin wij ons bestaan hebben. Heden ten dage wordt het geloof in Christus te vaak gereduceerd tot een soort persoonlijke therapie die ontworpen is om niets meer te zijn dan een verzachting en toevlucht voor verontruste zielen, die het moelijk vinden om aan het eind van de twintigste eeuw mens te zijn. Zo'n benadering, die sterk individualistisch, reductionistisch, genezend en eigenwillig is, zal nooit het evangelisatiewerk op die manier kunnen inspireren zoals een goed begrip van Gods koninkrijk dat kan. Predikanten moeten niet alleen de verzoenende dood en rechtvaardigende opstanding van Christus verkondigen, maar ook Zijn zegevierende hemelvaart, Zijn overweldigende majesteit en Zijn naderende wederkomst. De gelovigen moeten Hem verheerlijkt aan de rechterhand van de Vader zien zitten, terwijl Hij Zijn voet op Zijn vijanden plaatst en de erfenis tot aan het uiterste der aarde opeist. Zij moeten zien dat Christus hen eropuit stuurt om iedereen aan te sporen om door Hem met God verzoend te worden. Alleen een dergelijke voorstelling zal dat vertrouwen en die toewijding laten binnensijpelen die essentieel zijn om het doorgaande werk van Gods goede nieuws bekend te maken.

Beweging

De tweede toepassing is dat predikanten niet moeten aarzelen om Gods kinderen op te roepen zich in te spannen voor het evangelisatiewerk in naam van de koning, en als de grootste uiting van zowel Zijn als onze liefde voor de verlorenen. Het is niet voldoende om alleeen maar voor anderen te bidden en hen met ons gezelschap en onze bemoediging te omringen. Het is ook niet voldoende om onze kostbare tijd en financiële middelen in politieke organen, programma's en beloften te steken. Wij moeten de verlorenen, in navolging van onze Heer, tot berouw en geloof oproepen, als zij in hetzelfde overvloedige leven willen delen als wij. Zoals wij hebben gezien, is dit niet alleen een taak voor predikanten, maar ook voor al diegenen die de reddende genade van de Heere hebben leren kennen.

De tweede toepassing wijst ons erop dat wij onze kerken moeten voorbereiden om tijdens dit grootse proces op alle fronten aan het evangelisatiewerk deel te nemen. Predikanten moeten door het gebed hun gemeenten tot grotere afhankelijkheid van de Heere brengen, tot een constante en gevarieerde uiting van liefde tot de verlorenen, tot een getrouwe verkondiging van het goede nieuws van Christus, en tot een betrouwbare volharding in deze taken totdat de Heer van de Oogst de langverwachte wasdom geeft. Laten voorgangers erop aandringen dat iedereen die onder hun zorg valt, zijn plaats binnen dit indrukwekkende proces inneemt, samen met de gehele gemeente die erop gericht is om in geloof en gehoorzaamheid de grote werken des Heeren in het midden van de gemeente tot stand te brengen. Laat die voorgangers ook voorzien in de bemoediging, visie en toerusting van hun gemeenten om deze belangrijke roeping te realiseren.

Naar Gods wil

In de derde plaats moeten we alle gelovigen aanmoedigen om de evangelieboodschap te verkondigen op de manier zoals God het wil en niet op de wijze waar wij van denken dat men het heden ten dage graag hoort. Nu is het echter zo dat God gebruik kan maken van een onvolledige, absurde en slecht verwoorde evangelieboodschap om Zijn oogst binnen te halen. Edwards schreef :
... het lijkt erop dat God met Zijn werk doorgaat op de manier die Hem eigen is, om zodoende Zijn eigen heerlijkheid, soevereiniteit macht en toereikendheid te tonen. Hij heeft alle menselijke kracht, wijsheid, inzicht en toereikendheid die men zo graag gebruikt, met Zijn minachting overgoten om zodoende de trots en al de andere menselijk verdorvenheden te kruisigen, te berispen en te tuchtigen.25

Laten we de verleiding weerstaan om weer een nieuwe definitie van de prediking te geven die voor het grote publiek van onze tijdgenoten makkelijker te accepteren zou zijn, of om het evangelie weer in de therapeutische (ofwel: zelfredzame) taal van iedere dag om te zetten. Laten we liever geloven dat God nog steeds een genoegen heeft om de dwaasheid van het evangelie (zoals een gestorven Redder) te gebruiken om Zijn verkorenen tot Zich te roepen, en laten wij uit alle macht ervoor strijden om deze Goddelijke instelling voor onze kerken en het leven van Zijn kinderen te behouden.

Aanmoediging

Tenslotte leert Edwards ons dat wij Gods heiligen moeten aanmoedigen om van God te verwachten dat Hij de oogst van Zijn uitverkorenen op Zijn tijd en wijze zal binnenbrengen, zoals Hij heeft beloofd. Laten wij hen daarom aanmoedigen het Woord van God met gulle hand te laten zaaien, en dat in het geloof dat als we overvloedig zaaien, wij ook een overvloedige oogst kunnen verwachten. De huidige generatie is niet verder bij Gods Woord vandaan dan de generaties die ons voor zijn gegaan. Zijn Woord is levend en krachtig; Zijn velden zijn rijp om te oogsten; Zijn wens is dat Zijn huis vol zal worden; en Hij heeft ons, als vissers der mensen, gezonden om uit te gaan en alle volken tot Zijn volgelingen te maken. Als wij onze mensen voorgaan in het evangelisatiewerk, moeten wij niet in zee gaan met een opdracht die tekort doet aan de beloften en verwachtingen van de Heere Zelf.

In onze tijd, waarin onze verwoede evangelisatiepogingen zo weinig resultaat hadden op het gebied van opwekking of opleving, moeten we onze arbeid in het licht van Gods Woord en van onze voorgangers in Christus heroverwegen. In Jonathan Edwards kunnen we een voorbeeld vinden van zowel Gods rol in het evangelisatiewerk, alsook van onze verantwoordelijkheid om dat belangrijke werk tot Gods eer uit te voeren. Door gelovig en vurig voor het evangelisatiewerk en om de uitstorting van de Geest te bidden, betonen Gods kinderen hun vertrouwen in Hem om dát werk te doen, dat Hij omwille van de voortgang van Zijn koninkrijk en kerk heeft beloofd.


1.  Jonathan Edwards, "A History of the work of Redemption," in Works of Jonathan Edwards, Vol. 1 [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1995], pp. 584-585 (hierna genoemd: Works ).
2. Ibid., p. 589.
3. Ibid., p. 593.
4. Ibid., pp. 593-94.
5. Jonathan Edwards, "A Faithful Narrative of the Surprising Work of God," Works 1, p. 351.
6. Ibid., p. 350.
7. Jonathan Edwards, Sermon on Romans 9:18, Works 2, p. 854.
8. Edwards, "A History of the Work of Redemption," Works 1, p. 605.
9. Zie in het bijzonder de vele verslagen van de bekeringen die het resultaat waren van het getuigenis van de bekeerlingen onder Jonathan Edwards, A Narrative of Surprising Conversions [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1995], p. 12 e.v.
10. Jonathan Edwards, "The Wisdom of God Displayed in the Way of Salvation," Works 2, p. 830.
11. Jonathan Edwards, Preek over Hosea 5:15, Works 2, p. 830.
12. Edwards, "The Wisdom of God Displayed in the Way of Salvation ", Works 2, p. 153.
13. Jonathan Edwards, "An Humble Attempt to Promote Explicit Agreement and Visible Union of God's People in Extraordinary Prayer, for the Revival of Religion and the Advancement of Christ's Kingdom on Earth", Works 2, p. 281.
 
14. Ibid., p. 290.
15. Ibid.
16. Ibid., p. 291.
17. Jonathan Edwards, "The True Excellency of a Gospel Minister", Works 2, p. 962.
18. Ibid., p. 956.
19. Ibid., p. 961.
20. Jonathan Edwards, "The Warnings of Scripture Are in the Best Manner Adapted to the Awakening and Conversion of Sinners", Works 2, p. 71.
21. Jonathan Edwards, "A Divine and Supernatural Light, Immediately Imparted to the SoulBy the Spirit of God, Shown to Be Both a Scriptural and a Rational Doctrine", Works 2, p. 17.
22. Jonathan Edwards, "The True Excellency of a Gospel Minister "en "Christ the Example of Ministers", Works 2, pp. 957, 963.
23. Edwards, "An Humble Attempt ...", Works 2, p. 285.
24. Jonathan Edwards, "Christ the Example of ministers", Works, 2, p. 964.
25. Jonathan Edwards, "Some Thoughts Concerning the Present Revival of Religion in New England ...", Works 1, p. 366.

 


© 2000 George Whitefield Stichting.