L.J. van Valen
 

john charles ryleDit jaar is het 100 jaar geleden dat John Charles Ryle (1816-1900) overleed. Hij was een markante persoonlijkheid die gedurende een groot gedeelte van het victoriaanse tijdperk het gezicht van de Engelse evangelicals bepaalde. Zijn tijdgenoot Charles Haddon Spurgeon promootte het puriteinse gedachtengoed onder de dissenters, de chapels buiten de staatskerk, Ryle deed dit binnen de Anglicaanse Kerk. Hij was een conformist die bredere grenzen accepteerde dan de zeventiende-eeuwse puriteinen, tenminste als het gaat over de kerkregering en de eredienst. Maar ten opzichte van het belijden voelde hij zich eensgeestes met hen en met hun nazaten onder de achttiende-eeuwse opwekkingspredikers.
 
Bisschop Ryle is een boeiende persoonlijkheid. Hij werd door zijn opvolger, bisschop Chavasse, een man van graniet met het hart van een kind genoemd. Onbuigzaam was hij, als het ging om de fundamentele waarheden van het christelijk geloof, maar plooibaar in zijn houding tegenover zijn medemens, vooral de naaste in nood. Steeds had hij een luisterend oor voor andersdenkenden, zonder water bij de wijn te doen. Hij bestreed hen en toch respecteerde hij hun standpunt! Op eigentijdse wijze verwoordde hij het reformatorisch belijden binnen de Anglicaanse Kerk. Hij wees de kerkleiders op hun eigen traditie, die op allerlei wijzen werd ondergraven. De Schriftkritiek en de hang naar rituele vernieuwingen zag hij als grote gevaren, die de volkskerk bedreigden en ondermijnden.

Directe stijl

Zijn wieg stond in Macclesfield in het Peak District, waar hij in 1816 in een aristocratisch gezin werd geboren. Op het Eton College en in Oxford ontving hij zijn opleiding, die eerst niet gericht was op een kerkelijke positie. In de laatste stad vond zijn bekering plaats, die zijn hart en denken geheel veranderde. Daarna vond hij eerst een plaats op het bankkantoor van zijn vader, dat echter failliet ging. Door deze zware beproeving heen werd de weg gebaand naar het predikantschap. De niet vermogende parochie Exbury in het zuiden werd zijn eerste arbeidsveld, gevolgd door Winchester, Helmingham en Stradbroke. De gemeenten die hij diende, werden steeds groter en zijn naam werd vanwege zijn grote talenten bekender. Hij profileerde zich niet alleen als spreekbuis van de behoudende partij, maar ook onderscheidde hij zich als schrijver van traktaten en boeken. Zijn vlotte en directe stijl sprak velen, vooral onder het gewone volk, aan. De polemiek schuwde hij niet. In soms niet mis te verstane bewoordingen legde hij de vinger op de wonde. Hij gaf aan dat de puriteinse theologie nog niet aan actualiteit had ingeboet, maar ook in de negentiende eeuw een duidelijk antwoord wilde geven op de crisis waarin kerk en natie zich bevonden.

Ryle brak een lans voor een nieuwe reformatie. Hij zag de grote opwekking in 1859 als een startpunt voor een nieuw tijdperk, hoewel hij teleurgesteld was in de effectiviteit van deze beweging. Een herbezinning op het kerkelijk erf bleef uit en de moderne vernieuwers bleven de toon aangeven. Het reformatorisch belijden sprak de massa niet aan. Toch was Ryle niet zonder hoop; hij bemerkte een toenemende interesse voor de puriteinen, wier geschriften herdrukken beleefden. Predikers als Spurgeon trokken vele duizenden en ook Ryle's eigen pennenvruchten vonden gretig aftrek. Het was vooral zijn bedoeling om de hoofdpunten van de leer in tijdloze zinnen te verduidelijken. Op deze wijze confronteerde hij de mensen met het klassieke thema van het kruis van Christus. De reformatorische sola's vormden het centrum van zijn boodschap. De noodzaak van wedergeboorte door het werk van de Heilige Geest in het hart komt in al zijn preken voor. Een intense bewogenheid doortintelt zijn geschriften, voortkomend uit een brandend hart dat vervuld was van de liefde van Christus.

Als evangelical in een volkskerk had Ryle geen extreme accenten in zijn theologie. Hij was mild als het gaat over het leerstuk van de predestinatie; gematigde arminianen, als John Wesley, hadden zijn waardering, al ging hij niet in alles met hen mee. De particuliere verzoening, waarbij de reikwijdte van het kruis van Christus wordt beperkt tot de verkorenen, was niet zijn uitgangspunt. In zijn exegese van Johannes 3 vers 16 volgt hij meer Calvijn dan de meeste puriteinen. Hij zocht meer naar verbinding dan naar afbakening, waarbij hij bijbelse grenzen zocht te trekken. Zijn visie op de balans van wet en evangelie doet denken aan Luther. Kennis van zonde en van genade wordt hierdoor gekanaliseerd. Zijn dogmatische positie wordt gedragen door een warme spiritualiteit. Hierbij gaat het niet alleen om de innerlijke vroomheidsbeleving, maar misschien nog meer om de wijze waarop de vroomheid van het hart in het leven van alledag gestalte krijgt. De levensheiliging is voor hem even belangrijk als de rechtvaardiging.

Gewone man

Als bisschop van de nieuwe diocese Liverpool vindt hij het een uitdaging om de volkskerkgedachte in een geïndustrialiseerde, sterk veranderende samenleving tot nieuw elan te brengen. Hij ziet vooral de maatschappelijke nood en zedelijke verwildering als gevarenzones die de massa van God en gebod vervreemden. Hij vindt het nodig om ook met buitenkerkelijken in gesprek te blijven en hen door sociale daden te bereiken. De kerk mag zich niet terugtrekken in veilige ivoren torens, maar moet haar deuren naar buiten open houden en met de gewone man in gesprek blijven. Hij wil hem echter niet lokken met nieuwe liturgische gebruiken, maar in de eerste plaats met het eenvoudige evangelie. Scherp verzet hij zich tegen de hoogkerkelijke beweging die afstand wil nemen van de klassieke leer en in plaats daarvan de vorm centraal wil stellen. Soms wordt hij gedwongen tot een duidelijke stellingname, vooral als onderhorige geestelijken hun eigen weg willen bewandelen. Dan hanteert hij, voorzover mogelijk, hiërarchische middelen om hen tot gehoorzaamheid te bewegen. Niet altijd heeft zijn politiek succes, omdat de ritualisten zich gesteund weten door de top van de kerkleiding en de politiek.

Zijn bewondering voor de reformatoren en de puriteinen komen we in zijn geschriften herhaaldelijk tegen. Hij is geen slaafse navolger van hen, maar beschouwt hen als een onmisbare schakel in de vloeiende lijn van het reformatorisch belijden binnen de Engelse traditie. Hun kritische houding tegenover de anglicaanse kerkvorm is voor hem geen verhindering om hun boeken voluit aan te bevelen. Het is hun sprankelende visie op de leer van zonde en van genade die hem zo aanspreekt. Hij beschouwt de zeventiende-eeuwse puriteinen als praktische theologen die de drie sola's van de hervormers hebben uitgewerkt en verdiept. Vooral de nadruk die zij laten vallen op de mystieke omgang met God en Christus spreekt hem aan. In het verlengde hiervan ziet hij de methodisten van de achttiende eeuw, die de bijl van de kerkstrijd onder de grond lieten liggen en zich voluit richtten op de verbreiding van de puriteinse genadeleer in de prediking tot de massa. Zij brachten deze leer tot nieuw leven en verwoordden deze in een nieuw elan en met een bijzonder charisma. Het is vooral hun aggressive method, hun agressieve methode om zielen te winnen, die Ryle uit het hart is gegrepen. Op dit aambeeld wil hij ook slaan, al is de situatie in zijn tijd anders. De vloedgolf van ongeloof en verstard dogmatisme kan alleen worden tegengehouden door een appellerende, warme en soms ook scherpe verkondiging van het kruisevangelie. Dit is de basis voor verdieping van het geloofsleven, die hij dan ook altijd in verticale lijn brengt met de kennis van de Christus Gods en nooit wil verzelfstandigen tot godsdienstig activisme vanuit de mens.

Het was Ryle er alles aan gelegen dat de evangelicals eenparig en gezamenlijk optrokken in hun strijd op het kerkelijk erf. Toen tussen hen verwijdering ontstond vanwege verschillen in visie op de levensheiliging, ging dit hem na aan het hart. Deze verschillen waren voor hem te ingrijpend om ze te kunnen elimineren. Door de opkomst van de heiligingsbeweging zag hij een breuklijn ontstaan met het verleden. De vloeiende lijn van de leer van de hervormers, puriteinen en opwekkingspredikers, met alle accentverschillen, werd volgens hem gebroken. Vandaar dat hij zich scherp verweerde tegen de zogenaamde Keswick-beweging en haar voorlopers, die een geheel andere kijk op de heiliging vertolkten. Hij vond het hierbij pijnlijk dat het broeders betrof voor wie hij in de grond der zaak veel achting had.

Heiliging door geloof

Ryle kon meegaan met een deel van de kritiek van de Holiness-movement op de wijze waarop doorgaans door de gelovigen de heiliging werd gepraktiseerd. Velen leefden onder de maat van het bijbelse niveau en lieten zich leiden door menselijke  wetmatigheden om hun leven met God gestalte te geven. De geestelijke groei werd hierdoor gestagneerd, omdat men zich meer fixeerde op de zonde van de oude mens dan op de nieuwe mens in Christus. Men stootte niet door tot de geestelijke vrijheid, maar bleef steken in een dwangmatige strijd tegen de zonde. Pearsall Smith en anderen toonden op een conventie in Oxford en later in 1875 in Brighton aan dat er bijbelse mogelijkheden waren voor een leven dat de overwinning ademt en niet terneergedrukt wordt door teleurstellingen. De sleutel hiervan vonden zij in de slogan heiliging door het geloof. De christen moest niet langer krampachtig activistisch met zichzelf bezig zijn, maar gelovig kracht putten uit de opstanding van Christus. Hij moest conform Romeinen 6 zijn oude mens voor dood houden en leren verstaan wat hij voor rijkdommen in Christus had.

Ryle voelde zich aanvankelijk door de ‘higher life'-mensen aangesproken, maar schrok toen hij doorzag tot wat voor consequenties hun visie leidde. Zij spraken bagatelliserend over de overblijvende zonde in de gelovigen en gaven aan dat deze geen kracht meer in hen had zolang zij de heiliging door het geloof bleven beoefenen. In dit geval is Romeinen 7 geen kracht of claim meer en is de innerlijke strijd die Paulus hierin beschrijft niet meer nodig. Het is beter om Romeinen 8 in het vizier te houden, waarin de overwinning van de volhardende gelovige wordt getekend en gehonoreerd. Tegenover allerlei vormen van krampachtigheid heeft de visie van ‘Keswick' iets triomferends, al heeft de praktijk uitgewezen dat zij toch weer in een nieuwe krampachtigheid is verzeild geraakt! De grote fout van de Keswick-beweging is dat zij de rechtvaardiging losmaakt van de heiliging en het zogenaamde overwinningsleven als een hoger stadium van geestelijkheid beschouwt. De gelovige die van de schuldvergeving afweet, is hierbij nog een tweederangschristen die de overwinningskracht mist!

Kracht van de zonde

In zijn boek Holiness breekt Ryle een lans voor de klassieke augustiniaanse opvatting dat de strijd tegen het vlees en de zonde bij de gelovige in dit leven nooit ophoudt. Hij schrijft in zijn voorwoord dat de vereniging met Christus de wortel van de heiliging is. De realiteit van deze relatie verwekt juist strijd, omdat de christen een wetmatigheid in zichzelf waarneemt die haaks staat op de leven uit Christus. Het is wel nodig om hiermee op bijbelse wijze om te gaan, wat inhoudt dat dit conflict nooit in eigen kracht kan worden gewonnen. Het verdient daarom aandacht om tegenover de droevig lage geestelijke standaard van vele belijders aan te geven op welke wijze deze strijd gevoerd moet worden. Als middel daarbij geldt niet alleen het geloof, maar ook gebed, bekering en berouw. Het gaat niet om verruiming van gevoelens, maar om daadwerkelijke levensheiliging. Volgens Ryle gaat ‘Keswick' te gemakkelijk om met de kracht van de zonde en van de verzoekingen tot het kwade. Geestelijke groei kan alleen worden gerealiseerd wanneer de kracht van de innerlijke zonde serieus wordt genomen. Anders vervalt men tot geestelijke arrogantie en exclusiviteit, die op den duur leiden tot perfectionisme.

De bedoeling van ‘Keswick' is niet verkeerd, alleen de wijze om het doel te bereiken leidt uiteindelijk schipbreuk. Wanneer de zonde niet ernstig genomen wordt, kan de heiliging niet doelgericht functioneren. De dagelijkse reiniging door het bloed van Christus gaat uit van de realiteit van de overblijvende zonde. God geeft volgens Ryle middelen om tegen de zonde te strijden en te jagen naar een heilig leven, anders kan er geen sprake zijn van geestelijke groei. En deze groei wordt gevoed vanuit de gemeenschap met Christus. Geen mens zal groeien in de genade die niet iets bevindelijk weet van de gesteldheid van deze gemeenschap. We moeten niet tevreden zijn met een algemene rechtzinnige kennis dat Christus de Middelaar is tussen God en de mens, dat de rechtvaardiging door het geloof is en niet door de werken, dat we ons vertrouwen moeten stellen op Christus. We moeten verder gaan dan dat. We moeten een persoonlijke omging met de Heere Jezus zoeken en met Hem handelen zoals een man handelt met een liefhebbende vriend. We moeten ons realiseren wat het is om Hem bij elke behoefte nodig te hebben, om met Hem over elke moeilijkheid te praten, om Hem over iedere stap te raadplegen, om voor Hem al onze smarten uit te storten, om Hem in al onze vreugden te doen delen, om in alles te doen alsof Hij er is, om iedere dag door te komen door op Hem te zien en op Hem te leunen. Dit is de weg die Paulus volgde: Het leven dat ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon van God.

Gemis aan praktische vroomheid

Ryle klaagde over de algemene oppervlakkigheid in leer in leven. ‘Keswick' introduceerde wel een nieuwe visie op de heiliging, maar bood geen remedie voor deze geestelijke verarming. Overigens bleef het aantal voorstanders van ‘Keswick' gering. Het moderne levensgevoel ging ook niet aan de evangelicals voorbij. Er bleek een groot gemis aan practical religion, praktische vroomheid, waardoor de uitstraling naar de wereld toe ontbrak. Doordat de zonde werd geringschat, werd de genade niet genoeg gewaardeerd. Het een ging hand in hand met het ander. Het augustiniaanse denken in de bijbelse noties en zonde en genade werd steeds meer ontkracht, met alle funeste gevolgen van dien. Geen wonder dat in de vorige eeuw het puriteinse denken onder de evangelicals als achterhaald werd beschouwd. De nog altijd actuele studie van Richard F. Lovelace Dynamics of Spiritual Life geeft op heldere wijze weer tot welke gevolgen het verzetten van klassieke bakens heeft geleid.

Packer noemt ‘Keswick' in zijn boek Keep in Step with the Holy Spirit een Halfway House. Haar visie ligt in het verlengde van het perfectionisme dat door de Wesleys werd gepropageerd. Zij biedt veel aan, maar geeft uiteindelijk weinig of niets. De utopie van de overwinning over de zonde wordt binnen handbereik gebracht, maar de kracht van de zonde wordt onderschat. Het lijkt aantrekkelijk om vanuit een passieve geloofshouding een hemels leven te kunnen leven, maar men vergeet dat de rol van het vlees, de zondige mens, bij de gelovige in het geheel niet is uitgespeeld. De realiteit hiervan kan een onthutsende ontdekking betekenen, die alle geloof in het heiligingssysteem als sneeuw voor de zon kan doen vergaan.

Juiste balans

Het blijkt een steeds weerkerend probleem om de juiste balans te vinden tussen de uitersten van de vlekkeloze spiegel van het perfectionisme en de sombere spiegel van het overblijvende kwaad. De accenten van ‘Keswick' hebben doorgewerkt in verschillende vormen. Deze komen alle hierop neer, dat de kracht van de zonde niet serieus wordt genomen. Wet en gebod komen niet meer in het woordenboek voor en de heiligheid en rechtvaardigheid van God zijn achterhaalde middeleeuwse begrippen. Schuldbelijdenis en berouw zijn vervangen door lofprijzing van Gods liefde. Alles ademt oppervlakkigheid en mensverheerlijking. De mens is immers verlost van de wet van de zonde en beschikt over vermogens om de zonde te overwinnen.

De andere kant is de nadruk die gelegd wordt op de voortdurende introspectie naar het zondige hart. De analyse blijft analyse en komt niet verder. De hoogte van zelfkennis heet het meetpunt van het geestelijke leven. Alles concentreert zich op wat de mens verkeerd doet en op zijn onvermogen ten goede, ook al heeft hij genade. Het kruisevangelie wordt gefrustreerd door een eindeloos zelfonderzoek. Er is geen plaats voor de vrijmakende kracht van het bloed van Christus, geen zicht op de opstanding als het onomstotelijke bewijs van de overwinning over de macht van de zonde.

De theologie van Ryle beweegt zich tussen de beide polen van zonde en genade, omcirkeld door het verzoenend werk van de Middelaar. Beide worden door Christus bij elkaar gebracht en beide blijven hun plaats behouden in het leven van de gelovige, opdat hij zich leert verwonderen over Gods rijke genade in Christus.


Literatuur
J.I. Packer, Keep in Step with the Holy Spirit, [Leicester: Inter-Varsity Press, 1984]
J.C. Ryle, Holiness, its nature, hindrances, difficulties, and roots, [Durham: Evangelical Press, 1995]
L.J. van Valen, John Charles Ryle, Evangelieprediker onder de armen van het volk, [Kampen: De Groot Goudriaan, 1999]


© 2000 George Whitefield Stichting.