Door Jeroen Bol

De idee dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen was naar alle waarschijnlijkheid al rond het jaar 100 na Christus gemeengoed in de vroege kerk. Het blijft nog steeds moeilijk te begrijpen dat deze opvatting al zo vroeg in de kerk heeft kunnen postvatten.  Gelukkig zijn er in de kerkgeschiedenis ook tegengeluiden geweest van dappere christenen die wezen op Gods plan met Israël. Wel moet gezegd dat zij binnen de kerk altijd in de minderheid zijn geweest.

Hoe kon het dat de kerk al in zo'n vroeg stadium meende dat de rol van Israël was uitgespeeld? Nog geen vijftig jaar ervoor had de apostel Paulus toch in niet mis te verstane bewoordingen de gemeente te Rome gewaarschuwd deze heilloze weg niet in te slaan. In Romeinen 11 windt hij er geen doekjes om: God heeft Israël niet verstoten en de gelovige heidenen die als wilde loot geënt zijn op de stam Israël, moeten zich niet verheffen tegen de natuurlijke takken: de Joden. Het bleek al snel allemaal aan dovemansoren gericht. Met name de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70 werd in de vroege kerk als bewijs aangevoerd dat de rol van Israël als verbondsvolk zou zijn uitgespeeld. Het Joodse volk dat in grote meerderheid Jezus niet als Messias erkende, viel volgens de jonge kerk nu verder onder de vloek en het oordeel van God. De kerk die inmiddels in grote meerderheid uit bekeerde heidenen bestond onterfde zo in feite Israël  Alle heilsbeloften voor Israël in het Oude Testament werden vanaf nu op de kerk, het nieuwe Israël, betrokken. Maar de aanzeggingen van  vloek en oordeel bleven van toepassing op de Joden.

Definitieve breuk
Dit zou eeuwenlang de gangbare opvatting blijven, met alle gevolgen van dien. Rond het jaar 300  was de breuk tussen kerk en synagoge definitief. De jonge kerk, geënt op de stam Israël, had zich definitief losgemaakt van haar Joodse wortels. Dat kon natuurlijk niet goed gaan. De kerk keerde zich af van de stam waarop ze door God was geënt  Dat is net zoiets als de tak afzagen van een boom waar jezelf op zit. Dat is vragen om ongelukken. Die kwamen dan ook, in redelijk grote getale zelfs. De periode van de Middeleeuwen, grofweg 500 tot 1500 na Christus worden niet voor niets 'de donkere Middeleeuwen' genoemd.  De Bijbel was niet beschikbaar in de landstaal en mocht niet door gelovigen zelf bestudeerd worden. Priesters beschikten doorgaans slechts over de Latijnse vertaling en onderwezen het gewone volk voor zover er van onderwijs sprake was. De kerk van Rome bepaalde wat de juiste leer was. Afwijken daarvan maakte je tot een ketter. Duizenden gelovigen zijn in die donkere eeuwen om die reden op de brandstapel terecht gekomen. Ook het vertalen van de Bijbel in de landstaal hebben christenen met de dood moeten bekopen, dat was streng verboden!.  De kerk van Rome had het monopolie op de juiste leer en dwong dat zo nodig met zware straffen af. Het evangelie lag in feite eeuwenlang aan de ketting.   

Leerden vroege kerkvaders als Justinus ( tweede eeuw) nog een toekomstig duizendjarig rijk, de belangrijkste kerkvader Augustinus leerde rond het jaar 400 dat het duizendjarig rijk al was aangebroken, dat de satan gebonden was en dat kerk en koninkrijk van God samenvielen. Het laatste is misschien nog wel de ernstigste misvatting. Immers, als de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen en de kerk ook nog eens identiek is met het koninkrijk van God, dan staat Israël echt helemaal buitenspel. Immers, het was Israël dat eeuwenlang het vrederijk van de komende Messias  koning gelovig had verwacht. Natuurlijk heeft Augustinus de kerk ook heel veel goed nagelaten. Veel van zijn geschriften blijken nog steeds van onschatbare waarde. Maar dat neemt niet weg dat ook hij, net als heel de toenmalige kerk, gevangen zat in de dwaalleer van de vervangingstheologie. 

Kerkgeschiedenis of geschiedenis van Gods Koninkrijk ?
De afgelopen tweeduizend jaar overziend dringt zich de vraag op of we hier nu te maken met kerkgeschiedenis of met Israël-geschiedenis. Is het gebruik van de term ' kerkgeschiedenis' eigenlijk ook niet deels ingegeven door vervangingstheologie? Israël komt geheel niet voor in dit woord 'kerkgeschiedenis'. Dat is niet verwonderlijk wanneer je ervan uitgaat dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen. Maar wanneer de kerk nu niet de plaats van Israël heeft ingenomen, welke naam zou je dan moeten geven aan die geschiedenis van de afgelopen tweeduizend jaar ?  Tweeduizend jaar waarin God Zijn weg ging met zowel de kerk als met Israël.  Zou 'koninkrijk van God geschiedenis' geen betere benaming zijn? Kwam Jezus niet het ' koninkrijk van God' prediken ? In de evangeliën komen we dat toch overal tegen! Is die geschiedenis van de afgelopen 2000 jaar van de ecclesia uit de volken en het Joodse volk eigenlijk niet de geschiedenis van het koninkrijk van God dat komende is? Heeft Jezus zelf ons niet opgedragen om te bidden voor de komst van dat koninkrijk?  En zou in dat gebed om de komst van Gods koninkrijk niet besloten liggen het bidden om het heil voor Israël en de volken? Zomaar wat vragen. Is God  de afgelopen 2000 jaar niet overduidelijk Zijn weg gegaan met beide, met Israël en met de Kerk? Maken beide niet sámen deel uit van dat ene koninkrijk van God, Israël én de gemeente uit de volken? En zou het niet heel goed in Gods heilsplan besloten kunnen liggen dat Hij die intens tragische breuk van kerk en synagoge zal gaan helen op Zijn tijd, op Zijn wijze? Zou Hij daar al niet voorbereidend mee bezig zijn in onze tijd? Ik meen van wel. Is het grote aantal kerken in allerlei landen dat na de Holocaust en de stichting van de staat Israël afstand heeft genomen van de vervangingstheologie niet een hoopvol teken daarvan? Toenadering tussen Joden en christenen,  tekenen van het koninkrijk...     

Vervolging in de Middeleeuwen
Een toekomstig duizendjarig rijk viel niet meer te verwachten, zo was vanaf het jaar 325 de officiële leer van de kerk. En al helemaal geen duizendjarig rijk waarin de Joodse natie nog een rol zou spelen.  De leer van een toekomstig duizendjarig rijk werd als ketterij bestempeld. Het feit dat vroege kerkvaders als Papias, Justinus en Irenaeus 200 jaar eerder nog in die ' ketterij' hadden geloofd werd voor het kerkelijk gemak maar onder het dogmatisch vloerkleed geveegd. Sinds keizer Constantijn, rond het jaar 320,  vielen kerk en staat min of meer samen. Van zwaar vervolgde kerk tot staatskerk, het kan verkeren.  De macht die de kerk zo voor het eerst kreeg na ruim twee eeuwen vervolging werd al snel verkeerd gebruikt. In de loop der tijd zouden er geleidelijk aan steeds meer discriminerende wetten richting de Joden worden uitgevaardigd. Die situatie zou duren tot begin 1500. Die donkere Middeleeuwen waren voor de Joden nog wel het donkerst. 

Engeland neemt in die Middeleeuwen een bijzondere plaats in. Terwijl er rond het jaar 300 waarschijnlijk al Joden in Duitsland woonden duurde het maar liefst tot het jaar 1066 voordat de eerste Joden in Engeland op het toneel verschenen. De eersten landden in het jaar1066 met Willem de Veroveraar vanuit Frankrijk op de Engelse kust. Toen dertig jaar later tijdens de eerste kruistocht onder de Joden in het Duitse Rijnland in een aantal steden en dorpen  gruwelijke bloedbaden werden aangericht, zochten velen hun toevlucht in Engeland. Onder hen waren ook veel vermogende Joden. Helaas waren de Joden net als elders in christelijk Europa, ook in Engeland onderhevig aan discriminerende wetgeving. Zij moesten immers als een door God vervloekt volk eronder worden gehouden. Dat was het officiële kerkelijk beleid sinds de tijd van Augustinus: dood ze niet maar houdt ze in een vernederde positie. Zo moesten ze vanaf 1218 een grote opvallende linnen lap op hun kleding dragen zodat ze voor iedereen als Jood herkenbaar waren. In 1222 werd hen verboden nieuwe synagoges te bouwen. Stephen Langton, de aartsbisschop van Canterbury verbood christenen zelfs om met Joden te praten. Bovendien hadden de Joden net als elders in Europa ook in Engeland een speciale wettelijke  status: Joden waren als enige bevolkingsgroep eigendom van de heersende vorst.  Ze genoten zo ook de bescherming van de vorst, maar hij kon in wezen met ze doen wat hij wilde. Zo kon je als vorst je Joden verkopen en je kon zelfs een hypotheek op ze nemen. Vanaf het jaar 1300 gebeurde het met de regelmaat van de klok in Europa dat een vorst de Joden uit zijn gebied verbande. Ze moesten dan wel al hun bezittingen achterlaten. Zoiets werd vaak gedaan wanneer de schatkist van een vorst leeg was. Aangezien er ook altijd vermogende Joden onder de ballingen waren bracht dat doorgaans aanzienlijke sommen geld in het koninklijke laatje. Hoewel er gelukkig ook perioden waren dat Joden redelijk ongestoord  konden leven was het leven van een Jood in christelijk Europa al met al doorgaans zeer onzeker. 

Intussen ging het sinds hun komst in het jaar 1066 voor de Joden in Engeland van kwaad tot erger. In 1144 werd in Norwich voor de eerste maal het lasterverhaal verzonnen dat vervolgens eeuwenlang tegen Joden in allerlei landen is ingebracht.  Een christelijke jongen van twaalf jaar oud, een zekere William, werd dood aangetroffen net buiten Norwich. De Joden van Norwich werden door een oom van de jongen die priester was, zonder enig bewijs ervan beschuldigd William te hebben vermoord. William zou door de Joden gekruisigd zijn. Na dit incident in Norwich werden Joden door heel Engeland met de regelmaat van de klok beschuldigd christelijke kinderen te hebben gekruisigd of op andere wijze te hebben vermoord.  In 1190 werden tijdens rellen veel Joden over de kling gejaagd, onder andere in York. Rond 1278 werden Joden in Northampton in grote getale door de straten gesleurd en vervolgens opgehangen in Londen.  Uiteindelijk werden de Joden in 1290 door de Engelse koning uit Engeland verbannen. Het zou tot 1655 duren voordat Joden weer werden toegelaten in Engeland. Met deze verbanning in 1290 was Engeland het eerste land in christelijk  Europa dat de Joden verbande. Kort daarna zouden andere landen volgen, waaronder Frankrijk en diverse  Duitse staatjes. Meest bekend en berucht is natuurlijk Spanje in 1492. Daar moesten de Joden zelfs hun doden van de kerkhoven halen en op karren meenemen toen ze Spanje werden uitgezet.  
 
De reformatie: een keer ten goede
Dankzij de Reformatie die rond het jaar 1520 begon werd uiteindelijk het eeuwenoude monopolie van Rome op bijbelgebruik en schriftuitleg doorbroken.   Luther vertaalde de Bijbel in het Duits en haalde het evangelie van redding door genade alleen na eeuwen weer onder het stof vandaan. En misschien nog wel het belangrijkste: iedere gelovige mocht de Bijbel voortaan zelfstandig in de eigen taal lezen en bestuderen. Op de iets langere termijn zou de Reformatie ook in het lot van de Joden eindelijk een keer ten goede brengen. Ingrijpende veranderingen konden niet uitblijven nu de Bijbel voor het eerst sinds eeuwen voor iedereen toegankelijk werd. Een van die gevolgen was een enorme nieuwe belangstelling voor het Oude Testament. Dit ging gepaard met een grondige studie van het Hebreeuws. In de loop van de 16e eeuw werden in toenemende mate ook Joodse geleerden geraadpleegd en belangrijke Joodse geschriften als de Talmud en de Mishna bestudeerd. Protestante theologen stortten zich na verloop van tijd steeds meer op de studie op de studie van allerlei Joodse geschriften. Contacten met rabbi's waren niet van de lucht. De gevolgen van deze revolutionaire nieuwe ontwikkelingen konden dan ook  niet uitblijven. Terwijl Calvijn nog leerde dat Israël in Romeinen 11 op de kerk sloeg, was het zijn opvolger Beza die rond 1565 voor het eerst leerde dat Paulus met Israël in Romeinen 11 het Joodse volk bedoelde. Dit was een belangrijk keerpunt in de uitleg van de Schrift. Onder druk van de nieuwe ontwikkelingen begon de eeuwenlang onbetwiste massieve vervangingsleer haarscheurtjes te vertonen. 

En opnieuw zou Engeland een bijzondere rol gaan spelen. Al voor Beza waren rond 1547 twee belangrijke theologen van het vasteland in Engeland neergestreken, Peter Martyr en Martin Bucer. Deze invloedrijke protestante theologen doceerden aan de universiteiten van Cambridge en Oxford. Op grond van met name Romeinen 11 leerden zij een toekomstige massale bekering van de Joden. Niet verwonderlijk wanneer je tot de conclusie bent gekomen dat Israël Israël is en niet de kerk. Romeinen 11 leert immers dat heel Israël behouden zal worden.  Martyr publiceerde in 1568 een commentaar op de Romeinenbrief waarin hij dit leerde. Dit gezaghebbende commentaar had in Engeland grote invloed op andere theologen en predikanten. Anders dan Luther en Calvijn voor hen hadden Bucer en Martyr op grond van met name Romeinen 11 een optimistische toekomstvisie. De toekomstige bekering van het Joodse volk zou volgens hen  gepaard gaan met een enorme doorbraak van het evangelie onder vele nog niet bereikte volken.

Eerste christelijke stemmen voor een Joodse natie
Geleidelijk aan ontstond onder steeds meer Engelse theologen en predikanten een meer positieve   welwillende houding ten opzichte van de Joden. De afkeer en minachting die in de Middeleeuwen zo gangbaar waren geweest, begonnen nu plaats maken voor sympathie en zelfs bewondering. Vooral de puriteinse predikanten en theologen stonden erg open voor deze nieuwe kijk op de Joden. Heel belangrijk in dit alles is ook de nieuwe manier van schriftuitleg geweest die in de Engelse reformatie opgang deed. In de Middeleeuwen was het altijd gebruikelijk geweest om heel grote delen van het Oude Testament allegorisch, symbolisch te verklaren. Dat moest wel als je leerde dat de kerk nu de plaats van Israël heeft ingenomen terwijl het Oude Testament nagenoeg helemaal over Israël handelt. Dan kom je met een letterlijke uitleg in de problemen en moet je allerlei bijbelgedeelten een symbolische, allegorische draai geven om het op de kerk te kunnen betrekken. Dat gaf vaak behoorlijk gekunstelde schriftuitleg en daarvan werd in deze tijd steeds meer afstand genomen.

Voor het eerst sinds eeuwen werd het Oude Testament regelmatig letterlijk uitgelegd en zo kwam Israël als zelfstandig verbondsvolk steeds meer op de puriteinse radar. Met deze meer letterlijke manier van de Schrift lezen kon het niet uitblijven of er zouden theologen komen die op grond van de oudtestamentische profetieën zouden gaan leren dat de Joden terug zullen keren naar hun eigen land. Een van de eersten die dat inderdaad deed was Francis Kett. Daar was moed voor nodig om met zoiets in die tijd voor de dag te komen. Het ging immers lijnrecht in tegen wat de kerk eeuwen lang had geleerd. Kett die in Cambridge had gestudeerd publiceerde in 1585 een boek waarin hij terloops een opmerking neerschreef over 'de idee van een terugkeer van  de Joodse natie naar Palestina'. Ondanks dat Engeland toen al als protestante natie te boek stond werd dit door de kerkelijke autoriteiten als gevaarlijke ketterij bestempeld. Francis Kett belandde voor deze overtuiging die hij nota bene op de Schrift zelf baseerde 14 januari 1589 op de brandstapel. Dat kon dus nog in het protestante Engeland van die tijd. Francis Kett stierf als martelaar voor zijn overtuiging dat de Joden zouden terugkeren naar hun eigen land. Maar de mond van de Schrift kon niet meer gesnoerd worden. Na Kett volgden er al snel meer die hetzelfde leerden en die dat gelukkig niet meer met hun leven hoefden te bekopen. Grote namen uit die tijd rond 1600 waren de puriteinse theologen Thomas Brightman en Hugh Broughton. Broughton was een groot geleerde op het gebied van het Hebreeuws en de geschriften van de rabbijnen. Hij was de eerste Engelsman die het plan opvatte om als zendeling onder de Joden in het Nabije Oosten te gaan werken. Hij stond ook in nauw contact met rabbi Abraham Ruben van Constantinopel. Deze rabbi had contact gezocht met Broughton omdat hij zijn hulp wilde bij het vertalen van het Nieuwe Testament in het Hebreeuws. Dit soort vriendschappelijke contacten tussen christelijke en Joodse theologen waren ondenkbaar in de Middeleeuwen. Broughton schreef belangrijke commentaren op het boek Daniel en op het boek Openbaring. Ook Brightman schreef een invloedrijk commentaar op het boek Openbaring waarin hij schreef over de terugkeer van de Joden naar hun land.

Henry Finch en Lord Balfour: het licht ontstoken
Een andere belangrijke figuur in die tijd was de invloedrijke Henry Finch. Finch stond in dienst van de koning als juridisch adviseur en maakte deel uit van het Engelse parlement. Hij was een van de meest vooraanstaande juristen in Engeland. Zijn op de Schrift gebaseerde overtuiging dat  het Joodse volk terug zou keren naar hun eigen land stak hij niet onder stoelen of banken. Hij was een zeer invloedrijk man in Engeland en wordt wel gezien als de eerste christen zionist.  Na de publicatie van een boek waarin hij onomwonden over de deze dingen schreef  werd hij samen met zijn uitgever op last van de koning gearresteerd. In zijn boek wendde Finch zich ook rechtstreeks tot de Joden in de diaspora. " God wil u weer u uit al de plaatsen waarheen u verstrooid bent, uit het Oosten, het Westen, Noorden en Zuiden, thuis brengen". Finch was een man van gebed en bad dagelijks voor het welzijn van het Joodse volk. De  Engelse koning was met name zeer ontstemd over Finch's voorspelling dat er een tijd zou komen dat het Joodse rijk hersteld zou zijn en dat alle andere rijken op aarde er ondergeschikt aan zouden zijn. Christus zou vanuit Sion als Messias koning heersen over alle koninkrijken van de wereld. Dus ook over Engeland. Die gedachte was onverteerbaar voor koning James de Eerste. Finch belandde niet als Kett op de brandstapel maar ook hij zou een grote prijs betalen voor zijn overtuiging en voor zijn liefde voor het Joodse volk. Omwille van zijn overtuiging werd hij zo zwaar vervolgd dat hij zowel zijn bezittingen, zijn goede naam als zijn gezondheid verloor. Hij werd door de koning uit zijn ambt gezet en zijn bezittingen werden hem op last van de koning ontnomen. Berooid stierf Finch, een paar jaar later.

Maar intussen was er in Engeland door de puriteinen wel een licht ontstoken dat de eeuwen daarna steeds helderder zou gaan schijnen. Licht op het profetisch woord aangaande Israël en liefde voor het Joodse volk. Engeland was de broedplaats geworden van een heel nieuw denken over Israel. Deze beweging zou drie eeuwen later de Engelse staatsman Lord Balfour voortbrengen.  Hij had de liefde voor het Joodse volk en het Oude Testament thuis met de paplepel ingegoten gekregen. Aan hem danken we de Balfour Declaration die de politieke basis legde voor de uiteindelijke stichting van de staat Israël in 1948. Wat die eerste puriteinen begin 1600 louter en alleen op grond van de Schrift en hun geloof in die Schrift voorzegden was nu een feit geworden. De Joden keerden na  1900 jaar als natie terug naar hun eigen land. 


Jeroen Bol is voorzitter van de George Whitefield Stichting en heeft zich toegelegd op de theologie rond Kerk - Israël.
© 2012 George Whitefield Stichting.