Lezing op de studiedag: Een passie voor balans, 3 december 1994

Door ds. A.W. Davidse


U bent vast ook wel eens in het circus geweest en hebt daar toen de jongleurs bezig gezien die vier of vijf knotsen de lucht in werpen en weer keurig opvangen. Stelt u zich eens voor hoe het zou zijn om met veertien knotsen te moeten jongleren! Toch is dat precies wat van ons christenen wordt gevraagd als ons wordt verteld dat we veertien of meer verschil­lende karaktereigenschappen dienen te onderhouden, en tegelijk ook nog eens afstand moeten doen van enkele negatieve karaktertrekken. Leest u maar na wat de Schrift zegt over de werken van het vlees en de vrucht van de Geest in Galaten 5 en over het af­leggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe mens in Efeze 4. Alles behalve eenvoudig.

Naar mijn bescheiden mening zijn tal van gelovigen met name over deze zaken danig gefrustreerd. Zachtmoedig zijn. Zelfbeheersing tonen. Vriendelijk blijven. Geduldig zijn. Ga er maar aan staan. Alsof ons gevraagd wordt te jongleren met veertien knotsen tegelijk. We willen het wel. We proberen het wel. Maar steeds opnieuw, bij elke poging, vallen de knotsen in het zand van de piste en trekken we ons achter de coulissen terug. Hierover wil ik vandaag met u spreken. Over de vrucht van de Geest van God in ons leven. Ofwel heiliging. Wat is dat? Hoe bereiken we dat? Welke plaats heeft dat in ons geloofsleven, met name ten opzichte van de recht­vaardiging? Hoe gaan we met dit thema om?

De Angelsaksische Puriteinen


Nu is de titel van deze lezing: Een inleiding op de theo­logie van de Heilige Geest bij de Angelsaksische Puri­teinen. Dat noopt ons direct bij het begin tot een zekere afbakening. Zeker: Met meer dan een enig inleidend gedachtengoed zal ik u vanmorgen niet lastig vallen. De tijd ontbreekt gewoonweg om dieper op de zaken in te gaan. Maar ook met betrekking tot de theologie van de Heilige Geest zullen we ons moeten beperken. De hele pneumatologie (Theologie van de Heilige Geest) laat zich nu eenmaal niet samenballen in het bestek van drie kwartier. Vandaar dat ik volsta met wat inleidende opmer­kingen over de heiliging van het christenleven, als onderdeel van de pneuma­tologie. Dat lijkt mij in het kader van deze studiedag ook het meest relevant. Wie waren deze Angelsaksi­sche Puriteinen? Het lijkt me op zijn plaats allereerst wat korte historische informatie te geven over deze stroming in de geschiedenis van de kerk, om van daaruit haar betekenis te schilderen voor de kerk en de opwek­kingsbeweging in onze tijd.

De engelse koning Hendrik VIII met zijn zes vrou­wen was een kleurrijk figuur. Hij leefde in de eerste helft van de 16e eeuw. Niets menselijks was hem vreemd. Toen hij van zijn eerste vrouw wilde scheiden en de paus in Rome weigerde zijn toe­stemming te verlenen, riep hij zichzelf uit tot hoofd van de kerk in Enge­land. Dat was het begin van de engelse refor­matie. Het is vooral aan de Puriteinen te danken dat deze reforma­tie niet stokte, maar verder ging. Het engelse werkwoord 'to pure', wat 'zuiveren' bete­kent, geeft al aan wat het streven van deze groepering was. Men wilde de kerk verder zuiveren van allerlei roomse invloeden. Dat was geen gemak­ke­lijke opgave. Toen een eeuw later, na het bewind van Cromwell en de terugkeer van het koningschap onder Karel II (1660), de balans op­gemaakt werd, moest geconsta­teerd worden dat de Puriteinen in deze maar zeer ten dele geslaagd waren. Dit échec had twee gevolgen. Allereerst het ontstaan van de vrije kerk-gedachte, het zogenaamde congregatio­nalisme. Een tweede gevolg was dat het Puritanisme haar aandacht verlegde van de ecclesio­logie (leer over de Kerk) naar het geestelijk leven. Dat geestelijk leven moest gezuiverd worden. Dit streven sloot nauw aan bij de beweging van de Nadere Reformatie in onze Lage Landen.

De naam van John Owen moet hier vermeld worden. Hij was een groot theoloog en er staat een omvang­rijk œuvre op zijn naam. Zijn boek A discourse concerning the Holy Spirit (Een verhandeling betref­fende de Heilige Geest, 1674) is een klassieker op het terrein van de pneumatologie. In dit werk schenkt Owen ruime aandacht aan het thema van de levens­heiliging in een tijd waarin het christelijk leven sterk in verval geraakt was. Zijn bediening en zijn ge­schriften zijn van grote invloed geweest op de latere opwekkings- en heiligingsbewegingen (onder andere op het leven van een man als George White­field).

Augustinus


AugustinusOwen grijpt in zijn denken terug op de leer van Augustinus en die van de Reformatie. Deze Augus­tiniaanse heiligingsleer kunnen we als volgt defi­niëren: "God zal uit genade (de vrije en onverdiende, gevende liefde voor zondaars) en door genade (door het werk van de Heilige Geest in ons persoonlijk leven) alles tot stand brengen waar Hij zelf om vraagt (geloof, hoop, liefde, gehoor­zaam­heid, enz.)." Anders gezegd: "He gives what He com­mands" ("Hij geeft wat Hij beveelt").

Deze opvatting wordt ook gehuldigd door grote gods­mannen zoals George Whitefield, Jonathan Edwards, Charles Spurgeon, J.C. Ryle, A.W. Tozer en Abraham Kuyper. B.B. Warfield karakteriseert dit gedachten­goed puntig met zijn uitspraak: "Miserable sinners Christianity". Waar draait het om? Eenvou­dig gezegd gaat het om de volgende drie wezenlijke kenmerken ten aanzien van de heiliging:

1) Rechtvaardiging door het geloof alleen en heilig­heid zijn beide goddelijke genade­geschenken. De mens kan daaraan niets toe­voegen of afdoen.

2) Heiliging van het leven komt door: "vivifying of our graces and mortifying of our sins" (tot leven brengen van wat Gods genade in ons leven bewerkt en het doden van de zonden).

3) De ontkenning van de mogelijkheid om geeste­lijke of morele perfectie te bereiken. De Heilige Geest breekt dan weliswaar in de strijd tegen de zonde wel de macht van de zonde en het vlees, maar toch blijft de Geest met de gelovige zuchten vanwege de blijvende aanwezigheid van de zonde (Romeinen 7 en 8). Ietwat aan­gedikt schrijft Alexander Whyte hierover:

The man who claims perfection is self-decei­ved, and riding for a fall. You'll never get out of the seventh of Romans while I'm your minister.
("De mens die beweert volmaakt te zijn is een misleid mens en stevent af op zijn val. U zult nooit uit Romeinen 7 geraken zolang ik uw predikant ben!") Op zich niet erg daar waar het ons bescheiden en nederig houdt.

Deze Augustiniaanse heiligingsleer is volop bijbels. Toch kunnen hierbij ook wel wat innerlijke zwakten worden blootgelegd. De centrale plaats van de Wet als regulerend principe in het geestelijk leven is voor een evan­gelisch christen een pruim die onverteerbaar zwaar op de maag ligt.

Zouden wij ons niet liever met hart en ziel richten op het Paulinische "dood voor de wet" en het "gij zijt niet meer onder de wet"? Zouden we niet liever op zoek gaan naar een ander regulerend principe in het geestelijk leven, namelijk de wet­matigheid van de Geest des levens (Rom. 8:1)? Dat wil zeggen, een leven dat meer en meer onder controle staat van de in­werking van de Heilige Geest?! Het is een feit dat de sterke nadruk op de blijvende aanwezig­heid van de zonde in deze Augustiniaanse heili­gingsleer velen heeft ont­moedigd. Het heeft een zeker defaitis­me gebracht. Waarom zou je je druk maken om heili­ging? Het einddoel is toch immers bij voorbaat onbereikbaar? Waarom zou je dan aan die marathon­, aan die wedloop beginnen? Het Wesley­aans Perfec­tionis­me kon dan ook als antwoord hierop niet uitblijven.

Wesley


wesley johnWaar George Whitefield trouw bleef aan het puritein­se gedachtengoed ten aanzien van de levens­heiliging ging Wes­ley, zijn vriend, andere accenten leggen. De centrale gedachte bij Wesley was dat God in het leven van een gelovige een tweede genadewerk moest verrichten. Na de 'first blessing' ('eerste zegening', de recht­vaardiging) moest nog een 'second blessing' komen ('tweede zegening', de heili­ging). Daarbij roeide God elke zondige motivatie in het hart van de mens uit. Let wel: Wesley's perfec­tionisme leert niet dat iemand komt tot een punt dat hij of zij zondige daden blijvend nalaat. Wèl leert Wesley dat door een tweede heilservaring de zondige motieven en harts­tochten volledig uit­gebannen worden. Aanhangers van Wesley's visie waren onder andere Oswald Chambers en William Booth.

Het valt te waarderen dat Wesley in zijn standaard­werk The plain account of christian perfection ("De eenvoudige verhandeling over christelijke volmaakt­heid") zoveel nadruk legt op geloof, visie voor heili­ging en de motivatie tot heiliging vanuit liefde tot God. Wel is het jammer dat hij van zijn theorie over de 'second blessing' zo'n dogma heeft gemaakt. Zo ontstaat een ervarings­christendom, waarin de indruk gewekt wordt dat er twee soorten gelovigen zijn.De eerste groep is dan een 'lagere klasse', die 'enkel' de 'first blessing' hebben mee­gemaakt. Deze groep is nog niet op weg naar het geestelijk doel van de zedelijke volmaaktheid. En dan is er een tweede klasse gelovigen die wèl een 'second blessing' ervaren hebben. Die laatsten steken natuurlijk met kop en schouders uit boven de eersten. Ongetwijfeld heeft Wesley dit niet zo bedoeld, maar dit is wel de voor de hand liggende uitwerking van zijn gedachten­goed. Verder rijst de vraag of deze visie gelovigen echt nederig heeft gemaakt. En dat is toch ook geen onbelang­rijke vrucht van de Geest.

Keswick


De Keswickvisie is de derde heiligingsleer die ik vanmorgen wil noemen. Deze leer is genoemd naar het engelse plaatsje Keswick waar sinds het einde van de vorige eeuw de zo­genaamde "Conventions for the deepening of the Spiritual Life" ("Bijeenkomsten voor de verdieping van het geestelijk leven") gehou­den worden. Dit is een jaarlijks terugkerende confe­rentie rondom het thema van de heiliging. Een fantastisch initiatief, dat hier in Nederland navolging verdient.

Op deze Keswick-conferenties ontwik­kelde zich het streven naar "higher life" ofwel "deeper life". Tegenwoordig wordt er in deze bijeenkomsten wat genuanceerder over heiliging gesproken, maar in de begintijd leefde sterk het gevoel dat, in tegen­stelling tot wat Wesley beweerde, de zondige natuur van de mens niet veranderde. Elke menselijke poging om dat te doen was bij voorbaat gedoemd te misluk­ken. Iedere vorm van menselijk activisme beschouw­de men als zondig. Niet de mens moest het doen, maar de Heilige Geest moest heiliging bewer­ken in het leven van de gelovi­ge. De mens moest passief blijven. Geen activisme van de mens, maar passivi­teit. Dit werd ook wel Quietisme genoemd. Van daaruit kon de Heilige Geest pas aan de slag. En hoe deed Hij dat? Volgens Keswick door een zoge­naamde 'coun­teraction' ('tegenactie'). De Heilige Geest passeerde de zondige menselijke natuur. Die blééf zondig. Maar vanuit zijn goddelijke kracht bewerkte de Geest vol­maakte daden, nodig voor een volmaakt, geheiligd leven. Met name Watchman Nee en Andrew Murray, maar ook Robert Smith en Evan Hopkins zijn bekende aanhangers van deze visie. De kracht ervan ligt in een heel pragmatische, praktische kijk op de levens­heiliging. De zwakte zit hem in het feit dat - net als bij Wesley - de heiliging los­gekoppeld wordt van de rechtvaardiging. Bovendien lijdt deze heiligingsleer aan een chronische onder­schatting van de blijvende zondige staat van de mens en is er sprake van een overspan­nen verwachting dat de zedelijke volmaakt­heid binnen handbereik zou liggen.

Een passie voor balans


Waarom deze uiteenzetting?
Niet om opvattingen en verschillend gedachtengoed tegen elkaar uit te spelen, maar om vanmorgen op u allen een passie voor balans over te brengen. De balans tussen leer en ervaring, de balans tussen rechtvaardiging en heiliging, tussen het innerlijke werk van de Heilige Geest en zijn uiterlijke werk. Ja, ook de balans tussen de blijvende tegen­woordig­heid van de zonde in dit leven en de toekomstige zedelijke vol­maaktheid. Maar passie gaat verder. Het gaat niet alleen om een passie voor een gebalan­ceerde visie op heiliging in al haar aspec­ten, maar ook om een passie voor God, de Aller­hoogste.

In zijn boek The pursuit of God (Het najagen van God) schrijft A.W. Tozer hierover. Met bezieling en groot enthousiasme schrijft hij over zijn diep per­soonlijk verlangen naar God. Heiliging is voor hem: "meer van de Heer". Wat zijn wij in dat opzicht achterop geraakt! De waarschuwing van de Hebree­nschrijver om niet te verachteren van de genade Gods, juist in onze jacht naar heiliging, is zeker op de meeste evangelische gelovigen, mijzelf incluis, van toe­passing (Hebr. 12:14). Tozer neemt geen blad voor de mond, wanneer hij hierover schrijft:

I want deliberately to encourage this longing after God. The lack of it has brought us to our present low estate. The stiff and wooden quality about our religious lives is the result of our lack of holy desire. (...) The simplicity which is in Christ is rarely found among us. In its stead are programs, methods, organiza­tions and a world of nervous activities which occupy time and attention but can never satisfy the longing of the heart.
("Ik wil u met veel nadruk aansporen harts­tochtelijk de Here te zoeken. Het gebrek hieraan heeft ons in onze huidige onder­maatse toe­stand gebracht. Het feit dat ons christenleven iets stijfs en wezenloos' heeft is het gevolg van ons gebrek aan een heilig verlangen naar God. De eenvoud die in Christus is, wordt nog maar zelden onder ons gevonden. Hiervoor in de plaats zijn er programma's, methoden en organi­saties gekomen en een wereld vol activiteiten waar je de zenu­wen van zou krijgen. Ze slorpen al onze tijd en aan­dacht op, maar geven ons nooit dat waarnaar ons hart verlangt.")

Hetzelfde geldt voor onze theologie. Wat kunnen we ingewikkeld doen! Wat kunnen we zaken ontrafelen! Wat kunnen we visies tegen elkaar uitspelen! Wat zijn we er goed in om elkaar met verschillende opvattingen om de oren te slaan! Tozer schrijft: 

I recommend that in prayer we practice a further stripping down of everything, even of our theology.
("Ik raad u aan om in het gebed u verder te ontdoen van alles, zelfs van uw theologie.")

Let wel: het gaat niet aan om de theologische wetenschappelijke arbeid in de beklaagdenbank te zetten! Integendeel. Het is mij er om te doen duide­lijk te maken dat met name in het geestelijk leven, en zeker waar het onze heiliging betreft, theorie alléén niet volstaat. Met enige variatie op de woorden van de Here Jezus: "Wat zou het de mens baten wanneer hij alles wist, maar schade leed aan zijn ziel?" (Matt. 16:26).

En dan veren we op uit onze luie stoel van ego­massage en zelfverwerkelijking, genotzucht en materialisme om een gemeenschappelijke basis te vinden voor daadwerkelijke heiliging: A passion for God. Die gezamenlijke passie voor God moet Augustinianen en Reformatoren, Wesleyanen en anderen toch kunnen verenigen onder deze ene noemer: een passie voor balans. Visies die elkaar in een bijbels even­wicht houden. Een passie voor God. Omdat het niet enkel en in de eerste plaats gaat om de leer, maar om een heilig leven. Deze passie brengt ons terug naar de Schrift zelf. Dat is ons uitgangs­punt. En naar de 'koinonia', de gemeen­schap. Johannes zegt hiervan: "Wij verkon­digen u dit Godswoord, opdat gij met ons gemeen­schap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon, Jezus Christus" (1 Joh. 1:3). Die gemeenschap is van (in de betekenis van 'afkomstig van') de Heilige Geest. Met andere woorden: we hebben geen gemeenschap met de Heilige Geest los van de Vader en de Zoon, maar een gemeenschap met de Vader en zijn Zoon. Die gemeenschap wordt een realiteit in ons leven door het werk van de Heilige Geest. De Heilige Geest is, om dat engelse woord te gebruiken, de 'agent'. Hij zorgt ervoor dat die geestelijke band tot stand komt. Die geestelijke verbinding tussen de gelovige ener­zijds en de Vader en zijn Zoon ander­zijds is de accu voor heiliging. Want let wel: heili­ging wordt niet gevoed door leerstelligheid of activiteit, maar door de realiteit van een relatie. In het perspectief van die gemeen­schap met God - een uitgesproken puriteins thema - zegt John Owen:

Thoughts must therefore be guarded. The heart must be watched, and habits of disci­plined meditation formed, or one will never be able to sustain the spiritual-mindedness that is the seed-bed of true growth in the life of grace and holiness.
("Het gedachtenleven moet bewaakt worden. Men moet waakzaamheid betrachten ten opzichte van wat er omgaat in het eigen hart en er moeten gewoonten van regelmatige overdenking ontwikkeld worden. Wanneer dat niet gebeurt, zal men nooit in staat zijn om de geestelijke instelling vol te hou­den, die de voedings­bodem is voor werkelij­ke groei in het leven van genade en heili­ging.")

De apostel Petrus schrijft: "Wast op in de genade en kennis (in de betekenis van gemeenschap) van onze Heer en Heiland, Jezus Christus" (2 Petr. 3:18). Voor de Puriteinen was die gemeenschap met God van wezenlijk belang. Voor ons is het helaas meestal een marginale kwestie. Blijkt dat niet duidelijk uit het feit dat de prangende vraag in vroeger eeuwen luidde: "Wie is God?", terwijl voor de moderne mens de belangrijkste vraag is: "Wie ben ik?"

Heiligheid, godsvrucht en toewijding


Die vraag, waarbij de mens op zoek is naar zich­zelf, kan naar mijn stellige overtuiging alleen beantwoord worden vanuit de zingeving van ons bestaan in God Zelf.

Augustinus zegt daarover:

Het denken aan U raakt de mens zo diep, dat hij geen vrede vindt, tenzij hij U looft, want U hebt ons geschapen voor Uzelf. Onze harten kennen geen rust, tot zij rusten in U.


Daar ligt naar mijn stellige overtuiging de kern van opwekking. Opwekking begint niet bij jezelf, zoals een bekend boek ons suggereert. Opwekking begint bij God. Allereerst omdat God souve­rein is en Hij de wind van zijn Geest doet waaien waarheen Hij wil. Maar vooral ook omdat opwekking daar begint waar God in gemeenschap met mensen zijn natuur, zijn wezen in ons kan manifesteren. Dat willen de Angel­saksische Puriteinen in hun rijke nalaten­schap ons vandaag nog steeds vertellen. In die nalaten­schap gaat het niet primair om Power en Perfor­mance, maar om Purity. Anders gezegd: In die organische wezensverbondenheid van Christus met zijn Gemeen­te moet de nadruk liggen op een heilig leven. Op ware godsvrucht. Op diepe toewijding aan zijn Persoon. Niet op uiterlijke gaven, krachten, wonde­ren en het doen van tekenen. Daar is veel over te doen in onze tijd. John Owen zegt hierover:

There can be gifts without grace: that is, one may be capable of performances that benefit others spiritually and yet be a stranger oneself to the Spirit-wrought inner transfor­mation that true knowledge of God brings. The manifestation of the Spirit in charismatic performance is not the same thing as the fruit of the Spirit in Christlike character.
("Men kan gaven hebben zonder genade; dat wil zeggen: men kan in staat zijn dingen te doen die ànderen geestelijk ten goede komen en toch zèlf verstoken blijven van de door de Geest bewerkte innerlijke verandering die het gevolg is van echte kennis van God. De manifestatie van de Geest in het werkzaam zijn met genadegaven is niet hetzelfde als de vrucht van de Geest in een Christusgelijk­vormig karakter.")

Is dat ook niet de kern van de brief van Paulus aan de Korinthiërs? Wil hij ons niet duidelijk maken dat echte 'pneumatikoi' ('geestelijke mensen') geeste­lijke mensen zijn in de ethische betekenis van het woord, niet in de charismatische zin? Bestaat niet het gevaar dat opwekking de klank krijgt van het zoeken naar spectaculaire opschudding in de kerk? En blijft de Kerk dan niet bezig met de verpakking in plaats van de inhoud, het uiterlijk in plaats van de binnen­kant? Ten diepste met de mens zelf in plaats van God?

Of ik al kan jongleren, vraagt u? Nog niet. Maar ik heb een passie voor de kunst met de veertien knotsen en ik blijf voortdurend bij de Leermeester om die geweldige kunst van Hem af te kijken. En al word ik misschien nooit een top-circusartiest, ik blijf het toch zeggen: "I have this dream!"
     

Geraadpleegde literatuur
: 
J.I. Packer,
Keep in Step with the Spirit [IVP, 1990].
A.W. Tozer,
The Persuit of God [Christian Publications, 1985].
J.C. Ryle,
Holiness [Evangelical Press, 1993].
J.I. Packer,
Among God's Giants, The Puritan Vision of the Christian Life [Kingsway Publications, 1991]. 
J. Bridges,
Genade; Het Faillissement van de mens en de goedheid van God [Novapress, 1994]. 
J. Owen,
Communion with God [Banner of Truth Trust, 1965].
J. Owen,
Discourse on the Holy Spirit [Banner of Truth Trust, 1965].

Per abuis zijn bij het artikel van ds. Davidse destijds de noten weggevallen. Hiervoor bieden wij onze verontschuldi­gingen aan. De redactie.
 

 

©1994 George Whitefield Stichting.