Door ds. A.W. Davidse

De genade des Heeren Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen (2 Cor. 13:13).

Bovenstaand bijbelvers zal menigeen bekend in de oren klinken. Het is immers het bijbelcitaat dat veelvuldig gebruikt wordt als zegenbede aan het einde van de eredienst! In dit artikel dient het als uitgangspunt ter overdenking van het thema: "Pneumatolo­gie en Spiritualiteit."

De Heilige Geest en spiritualiteit

De pneumatologie is de leer van de Heilige Geest. Het Griekse woord "pneu­ma" heeft de betekenis van ‘wind, adem, geest'.1 Het wordt gebruikt als aandui­ding voor de persoon van de Heilige Geest. De derde persoon in God.2 Een persoon. Inderdaad. We hebben niet van doen met een vage, ondefi­nieerbare goddelijke energie of kracht, maar met God Zelf, die in de persoon van de Heilige Geest naar ons toekomt.

Dit is een belangrijk gegeven. Vooral ook omdat in het oerwoud van menselijke gedachten over spiritualiteit we gemakkelijk de weg kwijtraken wanneer we niet een helder kompas voor ogen houden. Dat kompas is de Heilige Schrift. Daarin valt klip en klaar te lezen dat de Heilige Geest een persoon is. Het is met name de Heere Jezus, die dit in het Johannesevangelie aan zijn discipelen duidelijk maakt. Naar de belofte van de Vader zal Hij de Heilige Geest zenden. De andere Trooster. Was het allereerst de Heere Jezus zelf, Die in levende lijve naast zijn discipelen stond, na zijn hemelvaart zou Hij hun de Heilige Geest zenden. De aanwezigheid van de persoon van de Heilige Geest is de garantie van het feit dat de Heere Jezus Christus hen niet alleen zou laten. Het christelijke leven zou uit de aanwezigheid van de Heilige Geest in hun leven voortkomen. Ik gebruik de uitdrukking ‘christelijk leven', hoewel in de titel van dit artikel het woord ‘spiritua­liteit' gebruikt wordt. Dat woord echter - steeds meer in zwang - heeft een opvallende bijsmaak. Zoiets als: zweverigheid, vaagheid, algemeenheid, vrijblijvendheid. We spreken over de hang van de moder­ne mens naar spiritualiteit. In de ‘overkill' van technocratie, organisatie, communica­tie, commercie en dergelijke ontstaat steeds meer de behoefte aan spiritualiteit. Deze alge­mene behoefte vertaalt zich in massa's gespreksprogramma's over religie en zingeving, stapels artikelen over levensbe­schouwing en geloof en vage New Age-achtige cursussen die de zogenaamde relimarkt over­spoelen.

Dit soort spiritualiteit wordt niet bedoeld, al lijkt de titel dit even te suggereren. Om meerdere redenen niet. Allereerst omdat ‘het normale christelijke leven', waar het in dit artikel om gaat, geworteld moet zijn in de Heilige Schrift. Gods Woord zelf is norm en uitgangspunt voor het opbloeien van het christenleven, dat zich uitstrekt naar de volheid van de Heilige Geest. Vervolgens niet, omdat bij het opbloeien van het christelijke leven niet enkel wordt gedacht aan het innerlijke, geestelijke leven. Een dergelijke ‘spiritualiteit' zou niet enkel zweverig overkomen, maar ook de praktische component van het totale christenleven in al zijn facetten ontberen. Een ‘fijn gevoel' bij het houden van dagelijkse stille tijd3 mag dan prettig zijn; het zou getuigen van ongezonde introspectie en verinnerlijking als we ‘spiritualiteit' daartoe zouden beperken.

Het normale christelijke leven: gemeenschap

Waar gaat het dan wel om bij het norma­le christelijke leven? Bij pneumatologie en spiritualiteit? In de kern draait het mijns inziens om gemeenschap. De apostel Johannes schrijft in de aanhef van zijn eerste brief:Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus (1 Joh.1:3).

Onmiddellijk valt op dat hier gesproken wordt over de gemeenschap met de Vader en de Zoon. De vraag klinkt: Bestaat er dan niet zoiets als de gemeenschap met de Heilige Geest?

Een paar dingen daarover. Allereerst: God - Vader, Zoon en Heilige Geest - is in zijn Wezen enig en uniek. Wanneer we spreken over de gemeenschap met God, dan bedoelen we natuurlijk het geestelijk contact tussen de gelovige mens en de Drieënige God. De God van Abraham, Izaäk en Jacob, de Vader van onze Heere Jezus Christus, Die wij als gelovigen uit de heidenen hebben leren kennen in zijn Zoon Jezus, de Messias, en die door de Heilige Geest met ons gemeenschap heeft. Dat is ge­meenschap met God. In die zin is de Heilige Geest daarin begrepen.

Anderzijds spreekt de Heilige Schrift weliswaar over de gemeenschap van de Heilige Geest, maar nergens over gemeenschap met de Heili­ge Geest. Dat heeft alles te maken met de unieke positie en het unieke werk van de Heilige Geest. Hij is nu juist gezonden om de Vader en de Zoon te verheerlijken. Joh. 16:13,14 zegt duidelijk dat de Heilige Geest niet uit zichzelf zal spreken. Hij zal de Christus verheerlijken en Hem in het licht stellen. Niet Zichzelf. De persoon en het werk van de Heilige Geest staan niet los van Christus. Wanneer we aan de Heilige Geest een onafhankelijk werk toedichten, los van de Vader en de Zoon, dan komen we vroeg of laat op een dwaalspoor. De Heilige Geest geeft ons ‘gemeenschap' (Grieks: ‘koinonia'). Die ge­meenschap legt Hij zogezegd in ons hart, zodat wij als nietige mensen in staat zullen zijn om contact te maken met de Eeuwige. De Heilige Geest is daarbij ‘the agency' (het agentschap). Hij brengt de verbinding tot stand.

Daarbij gaat het niet primair om de Heilige Geest Zelf, maar om de verheer­lijking van de Vader en de Zoon in het contact met de gelovige. De gelovige heeft contact met de Zoon. Deze brengt Hem tot de Vader. Deze unieke geestelij­ke voorrechten komen tot stand door het werk van de Heilige Geest. Om het met een beeld duidelijk te maken: Christus is de zon. De Heilige Geest kan in dit beeld gezien worden als de stralen van de zon die ons bereiken, zodat wij in de stralen van de zon kunnen genieten van de warmte en het licht dat de zon zelf geeft. Deze christelijke gemeenschap is het hart van de spiritualiteit.

Gemeenschap van de Heilige Geest tot eer van God

Vervolgens moeten we de vraag beant­woorden wat we dan precies verstaan onder die ‘gemeenschap van de Heilige Geest'.Om te beginnen is het een geestelijk contact. Het contact tussen de Geest van God en de menselijke geest. Die gemeen­schap komt tot stand als God, door zijn Woord, de Bijbel, tot ons spreekt. Verder ook door gebed. Gemeenschap met God is een wisselwerking. Het gaat erom dat in de dagelijkse, persoonlijke godsdienst­oefening door Schriftlezing en gebed wij die gemeenschap met God ervaren door zijn Heilige Geest. Dat zal uiteindelijk ons leven vormen naar het beeld van Christus.

Verder is het een voorrecht om contact te hebben met God door zijn Heilige Geest. De Heere is een heilig God. Totaal afge­zonderd van de mens in zijn goddelijk­heid, van de zonde in zijn zondeloosheid en van het onvolmaakte in zijn volmaakt­heid, zuiverheid en reinheid.

Het spreekt welhaast vanzelf dat van echte, authentieke gemeenschap met God pas sprake kan zijn als wij ons dagelijks reinigen van onze zonden. Anders is contact onmogelijk. Wanneer de heilig­heid van God doordringt tot in de poriën van onze ziel, dan kan het niet anders of dat leidt tot een diep respect voor God. De Bijbel noemt dit de ‘vreze des Heeren'. Spreuken 1:7 zegt: "De vreze des Heeren is het begin der kennis..." Kennis in de zin van bekennen, gemeenschap hebben met. Wij kunnen God niet ‘bekennen' in achteloosheid, alledaagsheid, kameraad­schappelijkheid. Zelfs niet vanuit een soort goed bedoelde familiaire houding. God is heilig. Dat dwingt tot respect. Ontzag. Toch schept die vreze geen af­stand. Ps.25:14 zegt: "Des Heeren vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen, en zijn verbond maakt Hij hun bekend". Intimi­teit en respect gaan voortreffelijk samen.

Voorts moet ook opgemerkt worden dat de gemeenschap van de Heilige Geest, welke ons in staat stelt om met God te communiceren, steeds theocentrisch blijft. Er is een gevaarlijke tendens om spiritua­liteit naar ons toe te halen. Het moet dan onze behoeften bevredigen, onze nood lenigen. Het moet ons aanspreken, ons inspireren en ons geestelijk versterken. Steeds - zo lijkt wel - staat de mens centraal. Maar bij de gemeenschap die de Heilige Geest in ons hart legt, gaat het niet om de mens, maar om de exclusieve eer van God. De gelovige mens beseft heel diep van binnen dat God zijn Schep­per is. De mens bestaat omwille van Hem. Ook is God zijn Herschepper. In het verlossingswerk van Christus worden wij herschapen tot een nieuwe mens. Ook daarvoor geldt: het ging God niet primair om de mens zelf, maar om door middel van de mens Zichzelf te verheerlijken. Dat de ongelovige mens deze exclusiviteit enkel kan opvat­ten als een vorm van goddelijk egoïsme, getuigt van het feit dat de zonde zo z'n sporen heeft nagelaten!

Luisteren naar de stem van God

Gemeenschap met God is ook contempla­tie (vrome bespiegeling). Met enige voorzichtigheid gebruik ik dit woord. Gemakkelijk kan de gedachte opkomen dat het zou gaan om een bepaald soort christelijke mystiek. Populair is ook de gedachte dat de mens zijn geest moet ledigen. Pas bij het ‘leeg zijn van jezelf' kan de Geest je vullen. Komt daarbij niet het gevaar om de hoek kijken dat de menselijke geest gevuld kan worden met de dingen van een andere geest dan de Heilige Geest van God? Bestaat dan niet het gevaar dat allerlei oosterse mystiek via een achterdeurtje binnenkomt? 4

Bij vrome bespiegeling gaat het mijns inziens vooral om het stil worden voor het aangezicht van God. In een samenle­ving vol stres­s, gejaagdheid, lawaai, opdringerige commercie en allerhande zaken die ons kunnen afhouden van de gemeenschap met de Eeuwige, is het zoeken van de stilte een noodzakelijke voorwaarde om de stem van God (door zijn Woord en zijn Geest) te kunnen verstaan. David dicht in de 131e psalm:
Ik wandel niet in grootse dingen, noch dingen, die te wonderbaar voor mij zijn. Immers heb ik mijn ziel tot rust en stilte gebracht als een gespeend kind bij zijn moeder; als een gespeend kind is mijn ziel in mij.

Het valt nog niet mee om dit in de persoon­lijke omgang met God te beoefenen. We zijn het min of meer verleerd. Onze geest is zo vol van allerhande zaken, plannen, activiteiten, gedachten, etcetera, dat er nauwelijks ruimte is voor stilte, rust en bezinning. Hoe zouden wij ooit de stille stem van God in ons hart kunnen horen als het daar zo lawaaierig en druk is? Lijkt het niet net of we een diepgaand gesprek proberen aan te gaan met iemand midden op een druk kruispunt in een grote stad, waar het verkeer continu langs ons heen raast? Het zal dus veel oefening vereisen om de kunst van het stil zijn voor het aangezicht van God weer aan te leren.

Daar blijft het echter niet bij. Vanuit de innerlijke rust en vanuit een stuk geeste­lijke ontspanning wil de Heere door zijn Geest onze gedachten vullen met zijn gedachten. Psalm 1 prijst de mens geluk­kig die bij dag en nacht de wet (Torah) des Heeren over­peinst. En Psalm 94:19 zegt: "Bij de veelheid van mijn gedach­ten in mijn binnenste, verkwikten uw vertroostingen mijn ziel". Het gaat niet aan onze geest te ledigen. Spiritualiteit vanuit de Heilige Geest van God is juist het omgekeerde. Het vullen van onze gedachten met heilige gedachten van God. Gedachten over Hemzelf vanuit de Schrift. Ons daarop concentreren. Ons daarop richten. Die gedachten bezingen. Daarover lezen. Die gedachten memorise­ren. Die heilige gedachten vanuit allerlei perspectieven bekijken. Raken we dan niet vervuld van God en zijn Woord? Is dat niet het hart van het normale christe­lijke leven? Fil.4:8 zegt:
Voorts broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat, wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, brengt dat in toepas­sing...".

Daarbij moet ook opgemerkt worden dat er een onlosmakelijke band blijft tussen het Woord van God en de Geest van God. Het één niet zonder de Ander. Wanneer we enkel op het Woord aangewezen zouden zijn, dan kan het christelijke leven gemakkelijk vervallen in een dode orthodoxie. De indruk blijft bestaan als zou het enkel gaan om kennis; om belijden; om het formeel onderschrijven en beamen van geloofswaarheden. Omgekeerd: wanneer we enkel op de Geest zouden varen, komen we vroeg of laat om in subjectiviteit en ervaringsge­richtheid. Woord en Geest hebben elkaar nodig. Ze houden elkaar in een gezond evenwicht.

Ik sluit af met een paar opmerkingen over Fil. 4:9: "Brengt dat in toepassing". Zoals ik al in het begin van dit artikel stelde: christelijk leven beperkt zich niet tot het innerlijke, geestelijk leven. Het Woord moet ook in daden omgezet worden. Het moet relevantie krijgen in ons leven. Het verdient alleszins een praktische toepas­sing. Daarbij hoeven we niet casuïstisch te werk te gaan. Laat de vrucht van de Heilige Geest uit Gal. 5:22 maar groeien! Wandel door de Geest. Dan zal de gee­steshouding van liefde, vrede, blijdschap, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goed­heid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbe­heersing in ons leven groeien. Tot eer van God!


 1. Zie bijvoorbeeld Joh. 3:8, waarin gesproken wordt over de ‘pneuma', de wind. Of 1 Cor. 15:45, waarin gespro­ken wordt over de levendmakende Geest. Of 1 Petr. 3:­19, waarin gesproken wordt over een menselijke geest (g kleine letter) die het lichaam verlaten heeft. Soms wordt een engel aangeduid met het woord ‘pneuma', zoals in Hebr. 1:14. In Matt. 28:19 wordt het woord gebruikt voor de persoon van de Heilige Geest. Zie verder Joh. 14:17 (de Geest der waarheid), Joh. 14:26 (de Heilige Geest), Joh. 15:26 en 16:13, etc. Concluderend mogen we stellen dat het woord ‘pneuma' heel verschillend gebruikt wordt. Steeds moet de context bepalen hoe het woord vertaald moet worden.
 2. De aanduiding derde persoon betekent niet dat de persoon van de Heilige Geest minder belangrijk of lager in rang zou zijn dan de persoon van de Vader en de Zoon. Het wil enkel aangeven dat in de progressie van de openbaring de persoon van de Heilige Geest als laatste van de drie goddelijke personen geopenbaard is. Het is door het N.T. dat wij weten dat het wezen van God bestaat uit drie personen: Vader, Zoon en Heilige Geest.
 3. ‘Stille tijd' lijkt nog altijd de gangbare uitdruk­king te zijn voor de dagelijkse persoonlijke omgang met God in gebed en schriftlezing. De eerste sugge­stie die hieruit spreekt is dat we vooral een bepaalde hoeveelheid van onze tijd apart moeten zetten voor dit doel. Het is hoge prioriteit. In de franstalige wereld spreekt men over ‘culte personel' (lett.: persoonlijke eredienst). Hieruit spreekt meer de suggestie van individualiteit, in tegenstelling tot de eredienst van de gemeente, wat per definitie een groepsgebeuren is. In de Angelsaksische wereld spreekt men over ‘devotion'. Het suggereert meer de vroomheid, de godsvrucht. Ook wel de ingetogen sfeer die bij een dergelijk gebruik om de hoek komt kijken. Vroeger werd een eredienst nog wel eens aangeduid met het begrip ‘godsdienstoefening'. Het dienen van God moest immers onderhouden worden. Dat geldt voor de christelijke gemeente; dat geldt ook voor iedere gelovige afzonderlijk. Je zou kunnen spreken over: de persoonlijke godsdienstoefening. De suggestie die dan om de hoek komt kijken is er één van traditie en oubolligheid: "In een hoekie met een boekie". Voor elke uitdrukking is wel wat te zeggen. Op alle vier valt ook wel iets af te dingen. Een meer geschikte uitdrukking dan ‘stille tijd' heb ik niet voor handen. Misschien dat iemand van de lezers met een goede suggestie komt?
4. Richard Foster in zijn boek De nieuwe levenswandel, NovaPres, Utrecht (zie recensie elders in dit themanummer), raad ons de lotushouding aan als mogelij­ke gebedshouding die kan bijdragen tot innerlijke rust (p. 29). Hij doet verdere praktische suggesties zoals oefeningen met de handen - handpalmen omhoog, handpalmen omlaag. Het zich beroepen op onze verbeel­dingskracht en fantasie en dergelijke wekken sterk de suggestie dat hij de invloed van oo­sterse religies en de psychologisering van het geestelijk leven niet heeft kunnen weerstaan.

© 2003 George Whitefield Stichting.